Barbie en Britt naar de universiteit
Ik heb elf jaar op de universiteit rondgehobbeld, waarvan zes als docent. In die tijd heb ik het niveau van de studenten drastisch zien kelderen. Zat ik in mijn propedeusejaar nog tussen breed onderlegde bollebozen in de collegebanken, de laatste jaren gaf ik les aan zwakzinnigen en verstandelijk beperkten. De Mastertitel geeft tegenwoordig nog slechts aan dat je de status van analfabeet ontgroeid bent.
Zeker 50% van de academici zou enkele decennia geleden nog ‘gewoon’ naar het hoger beroepsonderwijs gaan. Niks mis mee. Het hbo stond voor goede gedegen opleidingen waar je op de werkvloer vaak nog meer aan hebt dan een universitaire graad. Maar tegenwoordig gaat vrijwel iedereen die de tafel van 8 kent naar de universiteit. Neem het ze ook eens kwalijk. Waarom niet? Het kan immers gewoon. Daar zorgen de universiteiten zelf wel voor. Van de ‘selectie aan de poort’ die enkele jaren geleden werd aangekondigd, is weinig tot niets terecht gekomen. Sterker nog, alles wordt in het werk gesteld om zoveel mogelijk nieuwe studenten te trekken. De academische uitsmijters die de poort zouden moeten flankeren, zijn ingewisseld voor universitaire proppers. Nog even en Britt Dekker maakt zich op voor haar doctoraal Culturele Antropologie.
Ook nadat de studenten zijn binnengehengeld worden ze door de universiteiten in de watten gelegd dat het een lieve lust is. Hadden examens vroeger nog als doel om een bepaald kennisniveau te bewerkstelligen, thans moet slechts een bepaald slagingspercentage worden bereikt. Doorgaans dient ongeveer tweederde van de studenten te slagen voor een tentamen, om de geloofwaardigheid nog enigszins te behouden. De meerderheid slaagt dus voor een toets, ongeacht het niveau. Spreek met iedereen af om collectief de studieboeken te laten voor wat ze zijn, en verbaas je over het resultaat.
Het is natuurlijk belachelijk dat het krijgen van een voldoende afhangt van het niveau van de andere studenten. De lat wordt toch ook niet pas neergelegd nadat een hoogspringer achterover op de mat is geland?
Op de faculteit waar ik werkzaam was, werden elk jaar ongeveer dezelfde multiple choice-tentamens afgenomen, met elk jaar hetzelfde resultaat. Tweederde van de studenten haalde een 6 of hoger. Het enige wat veranderde was de normering. Binnen vijf jaar lag de lat voor een voldoende vijf goede antwoorden lager.
Maar alsof zulke graduele devaluatie nog niet genoeg is, maakt de faculteit der geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam (UvA) het nu wel erg bont. Vandaag las ik in de Volkskrant dat ze het lumineuze idee hebben opgevat om studenten zelfs nog te laten slagen als ze een vijf hebben. Oké, dit moet worden gecompenseerd met een zeven, maar bij de geesteswetenschappen zitten er altijd vakken tussen waarbij je vrijwel onmogelijk lager dan een zeven kunt halen, dus dat is geen probleem. Naar verluidt begint Frans Bauer in september met zijn studie psychologie.
Dit voorgestelde ‘paardenmiddel’ is zelfs de studenten in het verkeerde keelgat geschoten, en dat wil heel wat zeggen. Toch kan de universiteiten ook niet zo veel worden verweten. Ze moeten wel, uit lijfsbehoud. Hun budget wordt namelijk nog altijd bepaald aan de hand van het aantal ingeschrevenen en afgestudeerden. Hoe meer studenten men binnenhaalt en laat slagen, des te meer geld er in het academische laadje komt. Stukloon als nivelleringsmiddel. Het mag duidelijk zijn dat de ‘output’ per universitaire of hbo-opleiding geen geschikte maat is. Het werkt niveauverlaging in de hand.
Hoewel er al jaren maatregelen worden aangekondigd door de verschillende kabinetten, blijft deze belachelijke constructie echter onaangetast.
Nederland glijdt weg als kenniseconomie, hoewel dat over een jaar of tien waarschijnlijk pas goed zichtbaar is. Maar niet getreurd, want tegen die tijd kondigt onderwijsminister Sterretje ongetwijfeld radicale maatregelen aan.