Mijn grote geheim
Er zijn van die geheimen die je nog nooit met iemand hebt gedeeld. Die veilig opgeborgen liggen in de krochten van je geheugen, om er te blijven verstoffen tot je lampje uitgaat. Zonde, eigenlijk. Ik ben iemand die niet bijster veel van geheimzinnig gedoe houdt. Toch heb ik ook zo’n geheim dat ik tot op heden met niemand heb durven delen. Bang voor de reactie van personen die mij vertrouwen en daarom gekwetst zullen worden. Nu ik 32 ben, trek ik de stoute schoenen aan en maak van mijn hart niet langer een moordkuil.
Voordat mijn vriendin met bonzend hart op zoek gaat naar de openbaring van een orgie met drie vrouwen, vijf mannen en een Duitse Dog: dat is het niet. Het is vele malen erger.
Bijna iedereen weet nog wel het moment waarop ze te horen kregen dat Sinterklaas niet bestond. In mijn geval was ik het zelf die alle inconsistenties niet meer met elkaar kon rijmen. Hoe kon het nou dat de goedheiligman zo’n 1700 jaar oud is, terwijl anderen de grootste moeite hebben om 85 te worden? Hoe kan het paard van Sinterklaas over daken heen lopen, terwijl Jos Lansink er alles aan moet doen om zijn paard over 1.50 meter te laten springen? ‘Mama, Sinterklaas bestaat zeker niet echt hè?’ Ik was 16, geloof ik.
Aan de ene kant was ik trots de firma list en bedrog te hebben doorzien. Ik voelde me een ware detective. Maar zoals velen voelde ik me ook bedrogen door de personen die ik het meest vertrouwde: mijn ouders. In gedachten zag ik ze zich verkneukelen wanneer ik weer eens voor zoete koek aannam dat de hoofdpiet speciaal naar ons huis was gekomen om mij een nieuw speelgoedautootje cadeau te doen. Of wanneer ik trots aan iedereen op school vertelde dat mijn moeder die nacht Amerigo over ’s lands daken had zien schrijden. En de cavia maar winterpenen eten die ik voor hem in mijn schoen propte.
Ze moeten zich een breuk hebben gelachen toen ik vertelde dat de Zwarte Piet in het dorp toevallig veel leek op de zus van een klasgenoot. Ik voelde me als Youp van ’t Hek die Flappie opgediend zag worden. In de steek gelaten en beschimpt.
Toch mag dit alles geen excuus zijn voor de misdaad die ik vervolgens heb begaan. Het was een opwelling, een impuls. Maar ik heb het wel gedaan. De redenatie was als volgt: als Sinterklaas niet bestaat, dan komen de presentjes ook niet van hem. En als ze worden gekocht door mijn ouders, dan moeten ze ergens in huis zijn verstopt. Je raadt het vast nog steeds niet, aangezien het zó verschrikkelijk is dat het niet in je op zal komen. Opgezweept door boosheid en nieuwsgierigheid ging ik op zoek naar de cadeaus.
Onder het bed, in de kelder en de garage, op zolder. De veldtocht leidde mij langs alle plekken waar mogelijk het ultieme bewijs lag voor de infiltratie van mijn ouders in het sinterklaasverhaal. Als een ware inbreker wiste ik alle sporen die ik achterliet. Iedere aanwijzing voor de zoektocht zou mij fataal kunnen worden en een enkele reis naar Spanje hebben opgeleverd. O nee, dat niet. Ieder nadeel heeft z’n voordeel, zoals ik later door een voetbaltrainertje zou worden geciteerd. Maar toch moest mijn misdaad absoluut geheim blijven. Ik voelde de kou van de gevangenis, en dacht aan water en brood.
Uiteindelijk was het zover. Onder een hoop kleding in de kast van mijn moeder lag iets wat je daar niet verwacht: een gezelschapsspel. Onmiddellijk voelde ik een allesoverheersende schaamte door mijn lichaam sidderen. Het besef dat ik een halsmisdaad beging, deed mij de kastdeur met een klap dichtslaan. Het voelde zo slecht, dat ik niet wilde weten wat er nog meer lag onder dat spel. Ik rende naar de huiskamer en wenste dat ik het nooit gezien had. Tot ik me realiseerde dat de sporen in de kledingkast nog niet waren uitgewist. Nét op tijd, voordat mijn moeder thuiskwam. Zoals het ouders betaamt, zag ze direct dat er iets was. Ik gedroeg me zo gespannen. Zoals het kinderen betaamt (ik was niet echt 16), antwoordde ik dat er niets was.
Toen die avond de reclame over het bewuste spel op televisie was, riep ik dat het me heel leuk leek. Op pakjesavond vertelde mijn moeder trots dat ze het spel al had gekocht voordat ik zo enthousiast op de reclame had gereageerd.
We hebben het ooit één keer gespeeld.
Mama, het spijt me.