Joden deporteren

Was de eerste schooldag na de vakantie voor een kleine jongen op de basisschool nooit het leukste wat er is, ook voor de juf was het geen pretje. Traditiegetrouw mochten we allemaal vertellen wat we gedaan hadden. Het was altijd heel veel van hetzelfde. Jantje vertelde dat hij bij Pietje had geslapen en Pietje vertelde natuurlijk dat Jantje bij hem had geslapen. Marieke en Daniëlla hadden een soortgelijk verhaal. En die was naar de film geweest en die ook en die ook. Na een leerling of zes, zeven vroeg de juf wie er nog iets anders gedaan had. Sjaak stak zijn vinger op. Sjaak bleek naar een andere film te zijn geweest. Zuchtend vroeg juf of iemand niet iets totaal anders had gedaan. Ik stak mijn vinger op. Ik mocht zeggen wat ik had gedaan. "Joden gedeporteerd!"

Triomfantelijk keek ik de klas in. Dat was inderdaad iets anders. Juf was even stil "Jo... Jo..." Ze kwam niet uit haar woorden. Ik was blij dat ze onder de indruk was. Nadat ze wat bij was gekomen, vroeg ze mij of ik wel wist wat deporteren was. En of ik dat wist! "Opbergen waar ze horen juf." Weer was ze even stil. Mijn status in de klas zou tot ongekende hoogtes stijgen. "Hoe... hoe... met... met... Hoe heb jij joden gedeporteerd? Met wie heb jij joden gedeporteerd?" "Met mijn opa juf." De rest van de dag verliep anders dan ik gedacht had. Ik moest apart zitten, ik moest mijn mond houden en ik moest nablijven. Mijn moeder moest op school komen en er zou een hartig gesprek volgen.

Daar zat ik dan na school in het kamertje van de directeur mijn zonden te overdenken. Wat had ik toch in hemelsnaam fout gedaan? Het was zo'n leuke vakantie geweest, net als altijd. Vaak ging ik bij opa langs en hij nam mij altijd mee. Dan gingen we naar het bos en leerde hij mij van alles over de dieren en de bomen. Of we gingen vetbollen ophangen. Ik was graag bij opa. Opa had ook een heel mooie kerststal. Die mocht ik altijd helpen inrichten. Op mij rustte de zware taak ervoor te zorgen dat alles en iedereen op de juiste tijd op de juiste plek stond.

Dat was niet zomaar gedaan. Bij opa zette je nooit de stal op en klaar. Nee, de hele tocht van Maria en Jozef van Nazareth naar Bethlehem, van de hoek van de kamer naar de stal, mocht ik nadoen. De herders liet ik met hun kudde een beetje rond de stal dolen. Pas op kerstavond kwamen Jozef en Maria bij de stal aan en de volgende dag mocht ik kindje Jezus in zijn kribje leggen. Dan was ik nog niet klaar, want op dat moment begon de tocht van de drie wijzen. Een grote gouden ster mocht ik ophangen boven de stal en gedurende twee weken trokken de drie wijzen door opa's kamer, elke dag een stukje dichterbij.

Vaak deed opa er ook iets grappigs mee. Zo stonden op zekere dag de drie wijzen vlak bij de stal in een vrachtwagen. "Wat is dat nou opa?!", riep ik verbaasd uit. Dit ging sterk tegen mijn traditionele gevoel in.
"Ach jongen", zei hij, "ze waren zo moe van het lopen en die Parijs-Dakar Ralley kwam daar voorbij, dus toen zijn ze meegelift. Maar als jij het niet zo op die nieuwerwetse dingen hebt dan mag je ze wel weer terugzetten hoor. Neem die vrachtwagen dan ook maar mee."
Een andere keer stond er een ziekenauto naast de kribbe. "Opa!", riep ik verwijtend.
"Ja jongen, er was een complicatie opgetreden bij de bevalling."
"Dat kan toch niet opa!"
"Nou neem die wagen dan maar mee." Dat was opa's manier van kadootjes geven.

De deur ging open en ik schrok op uit mijn mijmeringen. Daar zou je mama hebben met de directeur. Ik keek om en zag opa in de deuropening staan. Gezien de ernst van de zaak had het schoolhoofd het nodig geacht ook opa te laten komen. Toen brak ik. Ik had opa erbij gelapt, ook al wist ik niet wat ik fout had gedaan. Opa die altijd goed voor mij was geweest, moest dankzij mij weer op school nakomen. "Sorry opa... ik.... ik..." Net als de juf kwam ik niet uit mijn woorden. Troostend legde hij zijn arm om me heen. "Het komt wel goed jongen. We zullen wel zien wat ze van ons willen."

"Gaat u zitten", klonk de barse stem van de directeur. Achter hem aan kwamen de juf en mama binnen. Zij keken niet vrolijk en ik werd nog verdrietiger. "U zult zich wel afvragen waarom ik gevraagd heb of u beiden hier wil komen, maar vandaag heeft deze jongen vreselijke dingen gezegd die ik hier liever niet wil herhalen." Hij keek opa boos aan. Dat hij dat durfde. Niemand keek zo naar opa.
"U, u zou beter moeten weten. U heeft naar ik aanneem de oorlog meegemaakt?"
En of opa de oorlog mee had gemaakt. Daar kon hij altijd mooi over vertellen.
"Dan zou juist u moeten beseffen wat er gebeurd is."
Opa keek hem vragend aan. "Niet alleen besef ik wat er toen gebeurd is, ik zat er middenin. Middenin de oorlog en middenin het verzet. Drie van mijn beste vrienden zijn verraden en gedood maar ik heb gelukkig de dans kunnen ontspringen, al kon ik daarna minder doen om te helpen. Maar wat hebben mijn oorlogservaringen te maken met het feit dat mijn kleinzoon na moet blijven en dat ik daarvoor hier moet komen?"

De directeur wist niet goed wat hij moest zeggen en keek naar de juf. Die was ook verrast, maar vastbesloten om te vertellen wat ik gezegd had. "Uw kleinzoon", zelden had iemand dat woord met meer walging uitgesproken dan zij op dat moment, "vertelde mij vanmorgen dat hij met u... in de vakantie..." ze was even stil alsof ze moed moest verzamelen om het te zeggen, "...joden heeft gedeporteerd."
Opa keek haar aan, een glimlach speelde om zijn lippen. Hij keek naar de directeur en keek toen mij aan. Daarna keek hij weer terug naar de juf en barstte toen in lachen uit.
"En daarvoor laten jullie mij komen?" Wist hij tussen twee lachbuien uit te brengen.
"Ik zie niet in wat hier zo leuk aan is", zei de directeur ijzig.

"Heeft een van jullie aan hem gevraagd wat hij daarmee bedoelde?" Nee, dat hadden ze niet. Opa was weer rustig geworden en keek ze onderzoekend aan. "Mijn kleinzoon helpt mij altijd met de kerststal. Dat vindt hij altijd heel leuk en dan speelt hij het hele verhaal na. De dag na 6 januari ruimen we die stal altijd samen op. Dan wikkelen we de figuren in oude kranten, stoppen ze in een grote houten doos die gevuld is met stro en dan brengen we de doos en de stal naar zolder. En voor we dat gaan doen zeg ik altijd, "Zo jongen, tijd om de joden weer te deporteren"".
Kort na opa's verklaring mocht ik met opa en mama mee naar huis en elk jaar als ik thuis de kerstspullen aan het opruimen ben, moet ik aan dat verhaal denken.