Wat een gezeik!

Notoire klagers, beroepsmopperaars en onvermoeibare vermoeiende zeurpieten. Ik herken ze inmiddels al uit duizenden aan hun ontevreden gelaatsuitdrukking, maar ook aan het soort vragen die ze stellen.
‘Hoe was jullie vakantie, ook Frankrijk was het geloof ik, hè?’
‘Heerlijk, we hebben echt genoten’.
‘Was het nog een beetje weer?’
‘Net zoals hier, wel lekker dus.’
‘Okeeeee.’ (denkt er het zijne van) ‘Veel files zeker onderweg?’
‘Viel gelukkig mee, de gebruikelijke, rond Parijs.’
‘Hmmmm…., en de camping, druk zeker?’
‘Het was een heel mooi plekje, tussen de bergen. Klein maar fijn.’
En dan komt de klager met zijn laatste troef; ‘En het sanitair?’
Als dat ook nog in orde blijkt te zijn, stokt het gesprek even. Om eerlijk te zijn heb ik dan erg weinig trek om de wedervraag te stellen over hoe hun vakantie was. Maar dat hoeft ook niet. Ongevraagd doet hij zijn treurige relaas; Hotel de la Gare bleek, hoe verrassend,  aan een station te liggen waar boemeltreintjes af en aan reden, het Franse eten bleek tot zijn verbazing inderdaad Frans en haalde het niet bij de pakjesmaaltijden thuis, de uitstapjes waren vooral saai, heet en vermoeiend  en de medereisgenoten zaten niet echt op hun gezelschap te wachten. En dúúr alles daar. Blij dat-ie weer thuis is. Vakantie is namelijk horror voor klagers, maar daar uitgebreid verslag van uit kunnen brengen aan een ieder die het niet horen wil, is puur genot. Mijn lichaam zet zich schrap; vluchten of vechten?

Waar een klein land al niet groot in kan zijn. Statistisch gezien behoort onze natie tot een van de gelukkigste landen ter wereld, maar dat belet velen van ons niet om over van alles te klagen en zeuren. Aan onderwerpen geen gebrek; het weer, de politiek, onze relatie, het meisje achter de kassa en ga zo maar door. Met zeuren en klagen kun je ongebreideld uitdrukking geven aan je gevoelens van ongenoegen en ontevredenheid. Eigenlijk is het heel kinderachtig gedrag. Als kind leren we dat zeuren effectief is. Een baby die jammert om een warme fles, krijgt als beloning inderdaad waar het om vraagt. Jonge kinderen leren dat lang genoeg dreinen hen geen windeieren legt. Maar uiteindelijk zouden we dit, bij het volwassen worden, achter ons moeten laten. Dan zijn we immers capabel ons leven naar tevredenheid in te richten. Maar niets is minder waar; het wordt juist alleen maar erger en hardnekkiger. Volwassenen zeuren niet meer zozeer over dingen die ze willen hebben, maar des te meer over anderen; de weergoden die hen altijd kwaadgezind zijn, de politieke malaise die juist voor hen weer zo negatief uitpakt, de partner die hen nooit eens gewoon begrijpt of het meisje achter de kassa dat altijd net haar kassa sluit als zij met hun volle kar vooraan staan. Ze klagen en zeuren zichzelf vol overgave de slachtofferrol in.

 
Waar je ook komt wordt onverminderd geklaagd, het is een geliefde sociale bezigheid. Ergens samen over kunnen zeuren schept blijkbaar een band. Als ‘brothers in arms’ wordt het gedeelde leed bevestigd, vergroot en gedramatiseerd. Ik voel me nooit erg senang in zo’n gezelschap. Vaak word je ongewenst betrokken in hun uitingen van malaise. Je moet van goede huize komen, wil je succesvol de aandacht kunnen afleiden van het gewraakte onderwerp van gesprek. Ik probeer wel eens met inbreng van wat humor en luchtigheid het tij te keren, maar het is als fietsen met windkracht 10 tegen. Ze vinden het namelijk gewoon lekker om ongegeneerd hun gal te spuwen, ongeacht of ze met hun negativiteit de sfeer voor anderen verpesten.

Herman Koch en de zijnen varen wel bij het gezever van hun landgenoten. In hun programma Jiskefet, weten ze de klager regelmatig een spiegel voor te houden. Ze hoeven niet eens erg te overdrijven. Ook Peter van Straaten houdt er ook een goed gevulde boterham aan over. Een lucratief feest der herkenning in een moppercultuur.  Op zich ben ik best grappig, maar zo grappig nu ook weer niet. Hoe kan ik dan toch duidelijk maken dat ik geen behoefte heb aan een aanstaande klaagsessie? Zeker als het bekenden betreft, is dat heel lastig. Ze vinden je dan namelijk al snel…  een zeikerd. Mijn buurman klust graag buiten en is inmiddels een vaste stop geworden voor klaagminnende buurtbewoners om even hun verhaal te doen. Hij reageert altijd met dezelfde oneliners; ’Ach, het hoort er allemaal bij, hè’ en’ Moet ook gebeuren’. Ondertussen gaat hij onverstoorbaar verder met zijn bezigheden.

Ik heb er eens goed over nagedacht en een veel effectievere repliek gevonden dan alleen maar proberen de boel een beetje te nuanceren. Want het klaaggedrag wint nog steeds aan terrein. Het verspreidt zich als een agressieve virus. Leefsfeerbedreigend. Voor ik het weet ben ik er zelf ook mee besmet. Sterker nog, met de op handen zijnde politieke bezuinigingsmanoeuvres dreigt er zelfs een nationale epidemie uit te breken!  Uit voorzorg pleit ik daarom voor een landelijk zeurembargo. Alle notoire klagers het land uit. Het lost gelijk een heleboel andere problemen op als werkeloosheid, woningnood, files en lange wachttijden. Scheelt een hoop gezeur.