Blotenaveltjesweer en de buurvrouw

 

Vorige week was het gelukkig eindelijk blotenaveltjesweer. Ik ben dan ook meteen met de racefiets een klein stukje van vijfenveertig kilometer gaan fietsen. En vorige zaterdag was la Primavera, de eerste voorjaarsklassieker. Dan weet je dat de lente er aan komt. 

Ik heb eigenlijk een bloedhekel aan de herfst en de winter. Natuurlijk, ook in de die jaargetijden kun je jezelf vermaken. Ik hou wel van een lange wandeling in een mooi herfstbos. Met kerstmis ga ik altijd met de familie skiën en in februari regel ik ieder jaar een groepsreis naar Oostenrijk voor een vaste groep wintersporters. Maar dat is het dan wel en na die laatste wintersport mag van mij de lente meteen beginnen. Schaatsen is een van de weinige sporten waar ik niet van hou. Ik hou zelfs niet meer van het kijken ernaar. Tegenwoordig kun je ieder weekend al die kromme ruggen van schaatsers en schaatssters op je scherm voorbij zien gaan in steeds weer eenzelfde rondje. En het gebeurt heus niet iedere wedstrijd dat er iemand de verkeerde baan neemt, dus over het algemeen is het slaapverwekkend.
Ik train wel voor het hardlopen ’s winters, maar eigenlijk is dat meestal gewoon kou lijden. De winter is voor mij dan ook een doodse periode.

Maar in de lente kom ik, net als de natuur, weer tot leven. Het is nu natuurlijk nog niet echt lente, maar het zit toch al in de lucht. Dat rook ik al meteen tijdens die fietstocht, toen ik langs een boerderij fietste waar men het land aan het bemesten was.
Er komt alweer van alles omhoog. Knoppen komen tot bloei en mensen krijgen weer zin in een grote beurt. Lekker alles schoonmaken. Helaas word je ’s morgens heel vroeg ook weer wakker van die kutmerel die het hoogste lied zit te zingen in de tuin, maar dat neem ik graag op de koop toe. De goudvissen in onze vijver komen weer aan de oppervlakte, nadat ze de hele winter diep onder het ijs verborgen waren.
Maar met die goudvissen komen ook weer de problemen van de lente boven. En die worden voor een aanzienlijk deel veroorzaakt door de buurvrouw.

Ik ben gek op dieren, maar ik heb in mijn leven geleerd om me niet met dieren te bemoeien. Ik snorkelde tijdens onze fietstocht door Java ergens in de Javazee en zag op een gegeven moment een zeeslang onder me door kronkelen. Een prachtig dier, maar wel een van de dodelijkste slangen ter wereld. Als je je echter niet met hem bemoeit, dan doet hij je niets.
Onze buurvrouw bemoeit zich echter wel met dieren en daar heb ik last van. Vooral met de vogels. Voor de buurvrouw is het van september tot juli winter. Al die tijd voert ze de vogels. En niet alleen met mezenbollen. Die hangen wij ook wel op als het vriest en er sneeuw ligt. Nee, haar hele tuin ligt iedere dag ook vol met onder andere oud brood. Dat geeft in alle jaargetijden al veel overlast, omdat bij ons in de buurt heel veel duiven blijken te zijn en die komen allemaal op dat brood af; evenals de meeuwen, de eksters en de kauwtjes. Onze pergola is eigenlijk bruin, maar dat was Michael Jackson ook. Die werd echter steeds witter, net als onze pergola.

In de lente, als de goudvissen weer aan de oppervlakte komen, komt er nog een vogelsoort bij en die schijt nog meer dan die andere vogels: de reiger.
Hij ziet de goudvissen, maar omdat ik, door ervaring wijs geworden, rond mijn vijver een soort vesting heb gemaakt, neemt hij genoegen met het brood. Want een reiger is zo lui als de neten. Dus die kiest de makkelijkste weg. Totdat de buurvrouw eens een paar dagen weg is en er geen brood komt. Dan blijken reigers ineens zeer slimme vogels en moet je echt alle gaatjes naar de vijver dichten.

De buurvrouw is niet alleen een gevaar voor de goudvissen vanwege het lokken van die reiger. Ze is ook zo vriendelijk geweest om langs de pergola aan de kant van onze vijver een blauwe regen te planten. Jarenlang gaf die gelukkig geen bloemen in de lente, want de bloemblaadjes van de blauwe regen zijn giftig voor de vissen en als ze in de vijver vallen en de vissen eten er van, dan kun je weer nieuwe vissen kopen. De laatste twee jaar geeft hij echter wel bloemen. Buurvrouw vond het wel gek dat er aan mijn kant van de pergola geen bloemen bloeien. Ik zei dat het met de windrichting te maken had en dat geloofde ze. Toch moeten we een fijnmazig doek over de vijver spannen om eventuele blaadjes van de bloemen van haar kant van de pergola op te vangen. Met die vesting tegen de reiger en het fijnmazige doek is er van de goudvissen dus in het voorjaar niet veel meer te zien.

Dat brood in de tuin had de vorige lente nog een leuk bijkomend effect. Op een dag zag ik dat er tussen de blauwe druiven een groot gat in de grond was gegraven. De buurvrouw had ontdekt dat er naast de pergola aan haar kant nog zo’n gat was. Wij hadden net het terras op laten hogen, maar nu bleek dat er een verbindingsgang was tussen ons gat en dat van de buurvrouw. Die gang liep onder het terras door. Fijn. Na een paar dagen ontdekte ik ook de veroorzaker van de gaten. Een grote, bruine rat. Die had een woning vlak bij zijn broodwinning gevonden. Want het was wel duidelijk dat al dat brood de oorzaak was van zijn komst. Ik had wel eens tegen de buurvrouw gezegd dat ze het brood beter in het parkje aan de overkant van de straat kon leggen, want dan hielp ze de vogels net zo goed. Maar het gaat helemaal niet om de vogels. Het gaat om de buurvrouw, die lekker vanuit haar raam in haar eigen tuin al die kutvogels, die van haar voedsel vreten, kan bewonderen. Eigenbelang dus. 

En als de buurvrouw nou nog verstand had van dieren, maar ook dat is niet het geval.

Wij wonen aan de rand van de stad, met uitkijk op een paar parken. Als het lekker weer is, dan zit ik ’s nachts nog wel eens met de koptelefoon op en een drankje naast me van muziek van Enigma of Massive Attack te genieten in de tuin. Echte nachtmuziek. Een paar jaar geleden zag ik op zo’n moment ineens een egeltje door de tuin banjeren. Ook de dagen daarna zag ik hem. Hij kwam uit de tuin van de buurvrouw en nam steeds dezelfde route. Op een dag had de buurvrouw het ook bemerkt. Ze sprak me aan toen ik overdag de tuin stond te spuiten.
“Heb je het gezien buurman? We hebben een egeltje in de tuin. Hij heeft takken tegen het schuurtje gelegd en daar slaapt hij. Lief hè? Ik heb er wat kattenbrokken en een schoteltje melk gezet.”
De muts. Dat was het einde van het egeltje, want egeltjes kunnen niet tegen melk. Waar bemoeit dat mens zich mee. Waarom denk je dat het egeltje iedere nacht door de tuinen gaat lopen? Juist. Maar nee, zij moet weer zelf iets bedenken.

Gelukkig zijn er daarna weer nieuwe egeltjes gekomen. Een hele familie. Ze heeft nu een soort huis achter in de tuin voor ze gebouwd, zodat ze kunnen overwinteren. Maar ik heb haar wel de melk uit haar hoofd kunnen praten. Ik was er trouwens bij toen de familie gevormd werd. Ik zat ’s avonds laat in de tuin toen ik ondanks de muziek in mijn koptelefoon een klereherrie hoorde. Heb je wel eens neukende egels gehoord? Daar is de zang van een heavy metal band niets bij vergeleken. Maar ja, dat krijg je in de lente. Dan komen er kleintjes. 

De buurvrouw heeft een paar vogelhuisjes tegen haar schuurtje. Iedere lente zitten daar nestjes in van meesjes. Maar de buurvrouw laat ook haar katten de hele dag buiten. Fijn.
Ik heb er wel eens aan gedacht om naar Antwerpen te gaan en een kalashnikov te kopen met munitie. Dan kan ik in één keer de reiger, de duiven, de kauwtjes, de ratten, de katten en de buurvrouw neermaaien. Niks rijdende rechter. Maar als het dan weer van dat prachtige weer is zoals deze week en ik fiets weer langs al die terrasjes met vrouwelijk schoon, dan word ik toch weer erg vredelievend. Dan zie ik weer alleen maar de positieve kanten van de vrouw en ben ik zelfs in staat om de buurvrouw aardig te vinden.
En bovendien, wie moet anders onze planten verzorgen als we met vakantie zijn?