Smakeloze Kerstdagen en een afzichtelijk Nieuwjaar

Normaal had je hier een bijdrage van Superjojo kunnen lezen. Maar Superjojo is helaas ingesneeuwd. Daarom deze -ook zeer lezenswaardige- column door dr.B


December. De maand van openhaarden, sjaals, familiediners, kerstbomen, cadeautjes en champagne. Feestelijkheid ten top. Maar in de maand december is er nog één ding waar je niet omheen kunt: wansmaak.

Mensen met wansmaak. Je komt ze het hele jaar door tegen en je hebt ze in alle soorten en maten: van Frans Bauer fans tot Croc-dragers, van Char-kijkers tot mensen die hun kind ‘Precious’ noemen, en het vervolgens zelf niet uit kunnen spreken (“Presjèèèsh! Kom je etèèèn!”).
Over het algemeen heb ik weinig last van deze mensen. Als jij, met je 130 kilo, over straat loopt in je spandex panterlegging terwijl ‘Heb je even voor mij’ uit je mp3-speler knalt, vind ik dat best. Als jij een ‘aarsgewei’ boven je bilnaad laat tatoeëren en vervolgens gaat rondparaderen in broeken die zo laag zijn dat je schaamhaar er bovenuit komt, heb ik daar geen problemen mee. Als jij met je roodgeverfde matjeskapsel onderuitgezakt op de bank onder je poezenplaid wil liggen kijken naar Popstars deel 46, heb ik daar geen last van. Lekker doen allemaal.

Echter, in december vinden mensen andere creatieve manieren om hun wansmaak te uiten, namelijk levensgroot verspreid over hun voorgevel, vensterbanken en voortuinen. Als jij tegenover mijn huis je voortuin vol parkeert met knipperende rendieren, fluorescerende kerstmannen en flikkerende ijspegels, dan heb ik daar dus wél last van.

Wat ze allemaal wel niet verkopen. Kerstliedjes zingende deurmatten, sneeuw in spuitbussen voor op je ramen, levensgrote sokken voor aan de schoorsteenmantel en lampjes, heel veel lampjes. Lampjesnetten, -slingers, -gordijnen, -ijspegels, en het verschrikkelijkste: lichtgevende tuinslangen. Kortom: alles wat je nodig hebt om je huis zo onooglijk mogelijk te maken. En net als dat er mensen bestaan die denken: “Oeh, die lila Crocs met Mickey Mouse erop zouden me goed staan!”, zijn er ook mensen die denken: “Jeetje wat een mooie knipperende rendieren, leuk voor in de vensterbank!”.

Sinds drie dagen komt, iedere keer als ik uit mijn raam kijk, mijn maaginhoud omhoog. Mijn overbuurman heeft het voor elkaar gekregen om het afzichtelijkste tafereel ooit te creëren. Picture this: voor het raam hangt een zogenaamd lampjesgordijn, het hele raam bedekt met een stuk of driehonderd knipperende lichtjes. Rustgevend, lijkt me. Door het tuinhek is een fleurige lichtjesslinger gevlochten, in rap tempo verspringt het geheel van rood naar groen naar rood naar… Naast de voordeur prijkt een knipperende sneeuwpop van anderhalve meter hoog. En dan het klapstuk. Mijn persoonlijke favoriet. Het begint bij het afdakje boven zijn voordeur, loopt via de dakgoot naar het ramkozijn, draait een rondje om een struikje, zigzagt dan dwars door de tuin en eindigt lukraak midden in de tuin in een boom. Het is een schitterende lichtgevende tuinslang. Blauw. Ja, blauw, ja! Oogverblindend, sensationeel, elegant, kek, monsterlijk, godsgruwelijk en volslagen debiel!

Nu hoor ik iedereen denken: laat die man lekker, die vindt dat mooi, doe niet zo egoïstisch!. Maar ík ben niet degene hier die egoïstisch bezig is. De beste man komt ’s middags thuis, gooit de lichtschakelaar om, EN TREKT VERVOLGENS ZIJN GORDIJNEN DICHT! Het gore lef! De hele buurt moet anderhalve maand lang, elke dag, van vier uur ’s middags tot het moment dat ze naar bed gaan tegen zijn spuuglelijke voortuin aan kijken.

Het is nu dag vier. De kermis aan de overkant is weer in volle gang. Ik trek het niet meer. Ik zet mijn wekker op half vier. Vannacht ga ik met gevaar voor eigen leven de tuin van de buurman betreden, gewapend met mijn snoeischaar. Hier moet voor eens en voor altijd een einde aan komen. Ik ga iedereen uit de buurt verlossen van de behoefte zijn eigen ogen uit te steken als ze binnen een straal van twintig meter bij het huis van de overbuurman komen. Als dit lukt verdien ik een standbeeld! Dan komt er een eind aan de kerstterreur van de buurman. Althans, totdat de Blokker weer open is…