*hips* Kongingineedag *hips* *burp*

De roze foliantjes vliegen voor mijn ogen en de grond golft heen en weder. Iemand heeft echoënde watten in mijn oren gestopt en alles klinkt gedempt verstrooid. De persoon naast me zegt iets en ik geloof dat het grappig is. Mijn hersenen proberen aan mijn mondhoeken te vertellen dat ze omhoog moeten, maar mijn zenuwbaantransistordoorgeefdingetjes zijn in staking, met als gevolg dat ik al kwijlend ja knik naar mijn buurman. Zijn gezichtsuitdrukking spreekt boekdelen, maar ik weet niet zeker welk boek. Was zijn opmerking dan toch niet grappig? Misschien moet ik hem vragen zijn opmerking te herhalen. Omdat hij zich inmiddels heeft omgedraaid, probeer ik zijn aandacht te trekken door mijn hand op zijn arm te leggen. Vertwijfeld staar ik naar de vier armen die uit zijn oranje T-shirt komen en ik gok dat de middelste arm zijn echte arm is. Met moeite proberen mijn hersenen mijn zenuwbaantransistordoorgeefdingetjes aan de praat te krijgen, maar ze begrijpen elkaar niet. Verdwaasd zwabbert mijn arm in de lege ruimte. Ondertussen is de grond nog erger gaan golven en ik ben verbaasd dat er nog geen paniek is uitgebroken in de menigte.

Ik laat mijn buurman voor wat hij is en ik besluit iedereen te waarschuwen voor de tsunami die onder ons doorgolft en steeds krachtiger wordt. Maar ook praten is opeens moeilijk en ik besluit mijn plotsklaps gortdroge mond te smeren met nog meer bier. Mijn gezicht vertrekt na de eerste slok. Ik lust helemaal geen bier. Hoe kom ik eigenlijk aan dit glas? Waar bén ik überhaupt? De menigte zingt een lied wat ik herken en ik besluit mee te zingen. "Eranju booove Eranje boove!" Brabbel ik onovertuigend en ik besluit dat ik het naar mijn zin heb. Mijn buurman is me opeens weer bewust van mijn bestaan en kijkt me bezorgd aan. "Gaat het wel?" Echoot het in mijn hoofd. Weer grimas ik naar hem en ik hef mijn glas op om te proosten op de koningin. Het opheffen lukte niet helemaal en de helft van mijn bier plenst over zijn shirt. Woest geeft hij me een duw en ik kom op de grond terecht. Terwijl ik versuft in slowmotion mijn hoofd schudt, besluit ik dat ik het hier beneden op de grond veel leuker vind dan staand. Zitten golft de grond in elk geval stukken minder. Ik staar naar alle voeten, benen en rommel op de grond en ik krijg de slappe lach.

Opeens is de prop watten uit mijn hoofd verdwenen en stroomt mijn hoofd vol lawaai. Het gezang, gebrul en gejoel knalt mijn hoofd binnen en blijft heen en weer stuiteren. Ik doe mijn ogen dicht en voel dat de grond weer golft, misschien is het beter als ik ga liggen. Als ik mijn knieën heb opgetrokken, lig ik lekker comfortabel in foetushouding. Om mijn droge keel te smeren probeer ik het laatste restje bier uit mijn glas op te drinken, maar alles komt in mijn gezicht terecht. Het klamme bier druipt over mijn hals en prikt in mijn ogen. Kutbier, kutkoningin, kutherrie, kutzooi.

Ik sluit mijn ogen en probeer het lawaai buiten te sluiten. Plots voel ik een hand op mijn schouder en bijna automatisch lodderen mijn ogen open. Blijkbaar weten mijn zenuwbaantransistordoorgeefdingetjes opeens weer wat het doel van hun bestaan is. Ik zie twee lieve gezichten die me bezorgd aankijken. Mooi meisje. "Kom, ik breng je naar huisuisuis." Galmt het in mijn hoofd. Lief meisje. Ze hijst me overeind en ik kots over mezelf en haar heen. Ik probeer mijn excuses aan te bieden, maar de roze foliantjes dansen teveel om me op spreken te kunnen concentreren. Mooi huis, mooie WC. Woon ik hier? Tijdens het schijten laat ik mezelf van de pot vallen om deze hartstochtelijk vol te kotsen.

Leve de koningin.