Bezuinigingen op onderwijs en wetenschap: ongewenst door iedereen, toch gerealiseerd
De overeenkomst tussen de coalitiepartijen en een aantal oppositiepartijen over de voorgenomen bezuinigingen op onderwijs en wetenschap heeft geleid tot scherpe kritiek uit bijna alle politieke en betrokken maatschappelijke hoeken. Hoewel de oorspronkelijke bezuinigingen van 2 miljard euro zijn teruggebracht naar 1,2 miljard euro, blijven veel betrokkenen de afgesproken maatregelen als schadelijk en kortzichtig beschouwen. De deal, tot stand gekomen met steun van het CDA, ChristenUnie, SGP en Ja21, is tekenend voor de visie van het kabinet op de rol van wetenschap en onderwijs in de samenleving en hoe CDA, ChristenUnie, SGP en Ja21 die helpen te realiseren.
Voor veel universiteiten en hogescholen komt het compromis als een bittere pil. De kortingen op onderzoeksbeurzen blijven overeind, waardoor een half miljard euro aan onderzoeksgeld verdwijnt. Dit leidt volgens critici niet alleen tot een directe vermindering van wetenschappelijke activiteit, maar ook tot een braindrain. Jan Stoop, universitair hoofddocent aan de Erasmus School of Economics, en zijn collega Sophie van der Zee voorzien een scenario waarin buitenlandse docenten afhaken en promovendi massaal naar het buitenland vertrekken. De internationale aard van wetenschappelijk onderzoek, waarin Engels als voertaal domineert, komt onder druk te staan door de voorkeur van het kabinet voor Nederlands als voertaal. Volgens Stoop getuigt deze aanpak van een ‘Nederland-eerst’-mentaliteit die de internationale concurrentiepositie van Nederland ernstig zal schaden.
De verenigde Universiteiten van Nederland spreken van een desastreus effect. Caspar van den Berg, voorzitter van deze koepel, wijst erop dat de maatschappelijke kosten van de bezuinigingen naar schatting vijf keer hoger zijn dan de beoogde besparing. Dit komt niet alleen doordat opleidingen en wetenschappelijke programma’s onder druk komen te staan, maar ook omdat de werkdruk voor de achterblijvende wetenschappers en docenten fors zal toenemen. Van den Berg wijst op de tegenstrijdigheid in het beleid van het kabinet. Terwijl innovatie in het regeerakkoord nadrukkelijk wordt geprezen en herhaaldelijk genoemd wordt als oplossing voor bijna alles, worden de middelen die nodig zijn om die innovatie te realiseren, structureel uitgehold.
De steun van CDA, ChristenUnie, SGP en Ja21 voor de bezuinigingen, roept eveneens verontwaardiging. Henri Bontenbal, CDA-leider, verdedigt de deal als het ‘maximaal haalbare’. Volgens hem is het beter een slechte begroting minder slecht te maken dan een totale impasse te riskeren, waarin het kabinet wellicht alle voorgenomen bezuinigingen zou doorvoeren. Toch ontkent hij dat zijn partij een gedoogrol heeft aangenomen.
ChristenUnie-leider Mirjam Bikker sluit zich hierbij aan en benadrukt dat haar steun alleen geldt voor dit specifieke dossier. Beide politici proberen zo de indruk te vermijden dat ze structureel samenwerken met een kabinet waarin de PVV een centrale rol speelt. De christelijke partijen wisten godsdienstlessen op openbare scholen buiten de bezuinigingen te krijgen, waardoor die zullen blijven bestaan.
Critici binnen de oppositie, zoals Frans Timmermans van GroenLinks-PvdA, menen dat het CDA en de ChristenUnie hun positie beter hadden kunnen benutten om meer bezuinigingen van tafel te krijgen. Timmermans noemt het akkoord een ‘historische blunder’ en wijst erop dat het schrappen van alle bezuinigingen mogelijk was geweest door de brede oppositie tegen de plannen. Ook D66, dat zich terugtrok uit de onderhandelingen, bekritiseert het akkoord als een gemiste kans en wijst op de ‘roekeloze’ aard van de overgebleven bezuinigingen. Deze verdeeldheid binnen de oppositie van enerzijds de progressieve partijen en anderzijds de christelijke, maakt duidelijk hoe lastig het is om tegenwicht te bieden aan een kabinet dat afhankelijk is van incidentele meerderheden in de Eerste Kamer. Er is in theorie veel meer invloed mogelijk dan er in praktijk gerealiseerd lijkt te worden.
De gevolgen van de bezuinigingen blijven niet beperkt tot het hoger onderwijs. Ook het basis- en voortgezet onderwijs worden getroffen. Zo wordt de ‘rijke schooldag’, bedoeld om kwetsbare kinderen toegang te geven tot activiteiten buiten het reguliere curriculum, hard geraakt. De PO-Raad waarschuwt dat deze maatregel juist de kinderen treft die het meest gebaat zijn bij extra ondersteuning. Freddy Weima, voorzitter van de PO-Raad, spreekt van een omgekeerde aanpak die de bestaanszekerheid van kwetsbare gezinnen ondermijnt.
Daarnaast zijn er nu zorgen ontstaan over de wijze waarop de geschrapte onderwijsbezuinigingen moeten worden gefinancierd. Het ministerie van Volksgezondheid moet een groot deel van de rekening betalen, met bezuinigingen op onder andere de beloningen van medisch specialisten en subsidies voor bij- en nascholing. Minister van Volksgezondheid Fleur Agema noemt deze maatregelen ‘onduidelijk’ en waarschuwt voor de negatieve gevolgen voor een sector die al onder grote druk staat. Piet-Hein Buiting, voorzitter van de Federatie Medisch Specialisten, vreest dat deze bezuinigingen de zorg direct zullen raken. Het feit dat ziekenhuizen de kosten voor scholing mogelijk moeten doorberekenen aan zorgverzekeraars, en daarmee aan premiebetalers, maakt de situatie alleen maar complexer.
Voor de coalitie is het bezuinigingspakket een noodzakelijke overwinning om te voorkomen dat de onderwijsbegroting strandt in de Eerste Kamer. Tegelijkertijd ondermijnt de afhankelijkheid van oppositiepartijen zoals het CDA en de ChristenUnie de stabiliteit van het kabinet en daar was het al niet al te best mee gesteld. Voor premier Dick Schoof is dit compromis wellicht een teken dat incidentele samenwerking met constructieve oppositiepartijen mogelijk is, maar het blijft de vraag hoe houdbaar deze strategie is. PVV-leider Geert Wilders heeft al aangegeven ‘dankbaar’ te zijn voor de steun, maar ook hij lijkt zich bewust van de politieke gevoeligheid hiervan.
In de achtergrond speelt ook de bredere vraag hoe Nederland zijn onderwijs- en wetenschapssysteem wil positioneren in een wereld waarin kennis en innovatie steeds belangrijker worden. Terwijl andere Europese landen juist fors investeren om de achterstand op de Verenigde Staten en China in te halen, kiest Nederland voor een beleid dat volgens critici eerder tot stagnatie of zelfs achteruitgang zal leiden. Het kabinet en de christelijke partijen hebben volgens hen zeer controversiële keuzes gemaakt.
De totstandkoming van het bezuinigingsakkoord toont wederom de kwetsbaarheid van een politiek systeem dat steeds afhankelijker wordt van tijdelijke allianties. Voor het onderwijs en de wetenschap blijven de vooruitzichten onzeker. Het compromis biedt enerzijds wellicht tijdelijke verlichting doordat ergere schade is voorkomen, maar dat er forse schade wordt aangericht, lijkt onmiskenbaar.
Wat betreft de dagelijkse politieke realiteit: als in de toekomst de conservatieve oppositiepartijen het kabinet vaker te hulp zullen schieten, dan maakt dat het leven van het kabinet ineens een stuk eenvoudiger. Maar voor de regeringspartijen betekent dat dat groots aangekondigd beleid flink afgezwakt of zelfs ingetrokken zal moeten worden, terwijl de betrokken oppositiepartijen vuile handen zullen moeten maken door beleid waar ze in principe tegen zijn, toch ten dele te steunen. Het is maar zeer de vraag of alle betrokken partijen daartoe bereid zullen blijven.