Terrorismefinanciering nauwelijks te achterhalen
Het doorspitten van data in de Europese strijd tegen terrorismefinanciering levert nauwelijks resultaat op. Dat stelt Mara Wesseling op basis van onderzoek waarmee ze volgende week dinsdag promoveert aan de Universiteit van Amsterdam.
Na de terroristische aanslag op 11 september 2001 kwam de Europese Unie met een plan om terrorisme tegen te gaan. Een van de belangrijkste punten in dat plan was het bestrijden van terrorismefinanciering, waarvoor programma's zijn opgezet. Wesseling bestudeerde twee van de belangrijkste daarvan.
De onderzoeker stelt dat vooralsnog niet kan worden aangetoond dat deze programma's veel succes hebben opgeleverd bij het opsporen van vermeende terroristen en het voorkomen van terroristische aanslagen. "In het licht van de zeer magere en soms discutabele resultaten van beide programma's moet de vraag worden gesteld of de maatschappelijke en politieke veranderingen die in de op data-analyse gebaseerde strijd tegen terrorisme zijn ontstaan nog wenselijk en gerechtvaardigd zijn."
Bij een van de programma's kunnen banken risicoanalyses maken. Daarin konden volgens de onderzoeker zo goed als geen 'patronen' worden gevonden die op terrorismefinanciering duiden. Ook is de preventieve kracht van het andere programma volgens Wesseling beperkt.
Beide programma's hebben bovendien in de praktijk geleid tot het registreren of aanhouden van mensen die op verkeerde grond als terrorist worden weggezet. Daarnaast stelt Wesseling dat er een relatie is tussen een van de programma's en het gevangen houden van nog onbekende terroristen, onder meer op Guantanamo Bay.
Uit het onderzoek komt verder naar voren dat de op persoonsgegevens en software gebaseerde maatregelen tegen terrorisme niet zo objectief, neutraal, doelgericht en wetenschappelijk zijn als ze lijken. "De bestudering van de programma's maakt duidelijk dat deze programma's altijd deels subjectief zijn. Risico- en linkgebaseerde analyses zijn deels gebaseerd op intuïtie, interpretatie en zelfregulering van medewerkers bij banken en veiligheidsdiensten." Wesseling stelt dat dit gevolgen heeft voor klanten met bepaalde profielen zoals islamitische namen of gedrag zoals buitenlandse geldtransacties, wat kan leiden tot discriminatie.