Proefproces in Rotterdam over blowverbod
Justitie wil een oordeel van de rechter of de politie dat men in het centrum van Rotterdam met lokale regels toch kan optreden tegen overlast van mensen die softdrugs gebruiken. Met de Opiumwet gaat dat niet, omdat die daarin volgens de gemeente tekortschiet. Daarom moeten 18 mensen volgende week voor de kantonrechter in Rotterdam verschijnen voor wat het Openbaar Ministerie (OM) als een proefproces ziet.
De Raad van State oordeelde in juli 2011 nog dat gemeenten maatregelen tegen de overlast van softdrugsgebruikers niet mogen regelen via de zogenoemde algemene plaatselijke verordening (APV). Dat deed de hoogste bestuursrechter in een uitspraak over een blowverbod, waar een groep buurtbewoners bij de gemeente om had gevraagd.
Amsterdam en Rotterdam hebben in de APV opgenomen dat de burgemeester een blowverbod mag instellen op plekken waar overlast is van softdrugsgebruikers. De Raad van State zei dat Amsterdam niet met een eigen verbodsbepaling mocht komen, omdat dergelijke zaken al in de Opiumwet zijn geregeld.
Advocaat André Seebregts staat in Rotterdam een van de 18 verdachten bij. Hij is ook van mening dat justitie de overlast niet via de APV kan aanpakken. "Dat is al geregeld in de Opiumwet", zal hij volgende week betogen. Daar wringt nou juist de schoen voor Nederland. "Softdrugs worden in Nederland nou eenmaal in een landelijke richtlijn gedoogd."