Ministeries traag met beantwoorden Kamervragen

Ministeries doen veel te lang over het beantwoorden van schriftelijke Kamervragen. Ministers en staatssecretarissen nemen gemiddeld zo'n vijf weken de tijd, terwijl het antwoord er eigenlijk binnen drie weken moet zijn. Dat schrijft de Volkskrant zaterdag op basis van eigen onderzoek.

De krant nam de tienduizend Kamervragen die gedurende het eerste kabinet-Rutte werden gesteld onder de loep. Gemiddeld kreeg de Kamer pas na 33 dagen antwoord. Minister voor Immigratie en Asiel Gerd Leers (CDA) bleek het traagst met een gemiddelde van 39 dagen. Sociale Zaken is het snelst met 28 dagen.

Voormalig D66-Kamerlid Boris van der Ham moest tijdens Rutte-I het langst wachten. Hij stelde een vraag over de hoogte van het collegegeld en kreeg na 387 dagen antwoord. De meeste vragen gaan over veiligheid, zorg en Europa en zijn bestemd voor de ministeries van Veiligheid en Justitie, Volksgezondheid en Buitenlandse Zaken.

Kamervoorzitter Anouchka van Miltenburg zegt in een reactie in de krant dat ze van plan is om in gesprekken met de bewindspersonen aandacht te vragen voor het sneller beantwoorden van Kamervragen. Sommige vragen blijven met opzet langer liggen omdat de kwestie politiek gevoelig is of omdat ze alleen gesteld zijn om media-aandacht te krijgen.

Kamerleden Sharon Gesthuizen (SP) en Marianne Thieme (Partij voor de Dieren) noemen het hinderlijk en frustrerend dat ze soms zo lang moeten wachten.