Terugzien

Waarde Vader,

Ik had vanmorgen liever nog een paar uur in de bedstee gelegen. Maar U kent mijn taak en ik weet van het vertrouwen dat U in mij heeft. Dat vertrouwen zou ik nimmer beschamen. Een echte verrassing was het ook niet. Het was nog aardedonker en ik had flink de smoor in, maar ik stond toch op. Uiteindelijk zou ik daar geen spijt van krijgen, en U zult later begrijpen waarom.
Ik schrijf U deze brief vanuit de herberg Het rode hert in Beekbergen. De gelagkamer is al leeg. Alles en iedereen is gereed voor de nacht en er is nog een klein stukje kaars. Ik kan U schrijven zo lang er licht is. In de kamer die ik deel met de andere wachters is het rustig. De meeste mannen liggen al te bed, maar ik kon de slaap nog niet vatten, ondanks de vroegte van de dag.

Want vroeg was het, vanmorgen. Nog voordat de marktbel zou luiden, hadden we al het nodige zware werk verricht. Toen het werd afgekondigd bij de kerk, wist ik al hoe laat het was. En U weet: het is een eretaak en als er dan een paar dagen later op de deur wordt geklopt, kan je niet weigeren. Op dit vroege uur reisde ik met enkele andere wachters naar Beekbergen. De banken uit de kerk sjouwden we naar buiten en hesen we op de karren. Samen met het wapenschild van Gelre en met de zetel van de landdrost van de Veluwe brachten we ze naar het Herenhul. Daar maakten we alles gereed voor de klaring van vandaag. Vervolgens liepen we terug naar de jaarmarkt.

Daar was het met het klimmen der zonne al een drukte van belang. Ik kwam dan ook ogen te kort om alles in de gaten te houden. De markt is een ideale plek voor allerlei geboefte en er loopt nogal wat gespuis met kwade bedoelingen rond. Zo zag ik een groepje ongure lui om zich heen kijken. Ze hadden hun zinnen gezet op een jonge vrouw, die aardig wat manden met zich mee torste. Eerlijk gezegd was de vrouw mij al eerder opgevallen. Mijn aandacht was gevangen door haar blanke en schone gelaat met de heldere ogen en stralende lach.
Ze stond te kijken naar het poppenkastspel en ze werd helemaal in beslag genomen door het verhaal. Haar buidel lag naast haar, boven op een van de manden die aan haar voeten stond. Ik zag het gespuis om haar heen dralen en toen ik een van de mannen een hand zag uitsteken, greep ik in. Die drie zakkenrollers wisten niet hoe ze het hadden terwijl ik hen bestormde met mijn zwaard en hellebaard. De een gaf ik een schop, de andere een slag met de platte kant van het zwaard en de derde ging uit zichzelf al henen. De buidel liet hij op de grond vallen en de drie verdwenen in de menigte.
De rest van het volk had het niet eens in de gaten gehad, maar de jonge vrouw had een gil geslaakt en stond te trillen op haar benen van de schrik. Ik wist haar te kalmeren en gaf haar de buidel terug. Ze vertelde me hoe dankbaar ze was en ze vroeg hoe ik heette. Ik noemde mijn naam en voor ik besefte wat ik deed zei ik haar dat ik de baas van de wachters was. Waarom ik zo pochte, wist ik in dat ogenblik niet goed. Ik ben geen leugenaar, dat weet U, Vader. Achteraf weet ik dat ik indruk op haar wilde maken en sterk op haar overkomen, maar een leugen is juist een teken van zwakte.

Ze lachte zo lief en verlegen en gaf me beleefd een knikje. Ze vroeg of ik haar wilde helpen met het dragen van haar vele manden. Ik zei dat ik haar wel enige tijd van dienst kon zijn, maar dat ik op tijd bij de Klaarbank moest zijn om daar de wacht te houden.
Geruime tijd brachten we door op de markt. Er was van alles te zien: barden, acrobaten, een bultenaar met zotte capriolen en er was ook een gezelschap op stelten. Die waren zo verbluffend goed, daar zouden ze aan overkant van de IJssel nog een puntje aan kunnen zuigen.
De jonge vrouw had van alles aangeschaft: mooie stoffen, gezouten vis, graan, een mengel wijn, te veel om op te noemen. Gelukkig had ze het meeste op de pof gekocht, zei ze. Later zou ze de koopmannen betalen, zoals een betrouwbare vrouw betaamt. Stelt U zich voor dat haar buidel toch ongezien ontvreemd zou zijn, dan zou ze zich nu in een zeer lastig parket bevinden.

We rustten wat in herberg Het rode hert. Onder het genot van een kroes gerstenat en een nap soep maakten we nader kennis en spraken we over ons beider leven.
Diedewij, heet ze en ze is woonachtig in Epe. Mijn waarde Vader, ze is van niet al te hoge komaf, maar ze is jong en sterk. Sinds enkele jaren is ze meid bij een voorname familie en ze kan goed voor zichzelf en voor anderen zorgen. Bovendien: ze bleek benieuwd naar wie ik ben en wilde gaarne dat we elkander nog verder leerden kennen. Ik wist niet wat me overkwam en had nimmer gedacht dat dit mij ooit nog zou gebeuren.
Tot mijn spijt had ik niet veel tijd meer en ik moest aan het werk. Diedewij wilde echter niet van mijn zijde wijken en ging met mij mee. We liepen over een stil pad naar het Herenhul, alwaar de klaring zou plaatsvinden. Toen we op een open plek kwamen, stopten we om kort uit te rusten. We zetten de manden neer en keken elkaar aan.
Ik kreeg een ingeving en nam haar handen in de mijne. Het liefst van alles zou ik het kapje van haar hoofd tillen en heur haren aanschouwen, maar zoiets beschamends zou ik niet durven én – gezien mijn betrekking – niet kunnen doen. Haar slanke handen voelden zacht aan in de mijne en ja, mijn waarde Vader, daar op het bospad drukte ze haar lippen op die van mij.
Lang mocht onze kuise kus niet duren. We werden onderbroken door bekenden van Diedewij. Tot mijn schrik stelde Diedewij mij aan hen voor als de baas van de wachters. Om mijn gezicht niet te verliezen bleef ik volharden in de leugen. Vervolgens maakte ik kennis met haar bekenden. Zo was daar Theunisken, de meid van Vrouwe Catharina, die de zaak van vandaag had aangespannen. Theunisken was door de beklaagden uitgemaakt voor toverkol en dat nam ze niet, vertelde ze ons. Aan haar zijde liep haar zoon Aert, die vandaag als haar momber op zou treden. Aert is een zeer jonge man en ik vind het dan ook een vreemde zaak dat zo’n jongen het woord moet voeren voor een volwassen vrouw als Theunisken. Maar zo zijn de gebruiken nu eenmaal, Vader. Wie weet wordt het ooit anders, als de invloed van de verlichte denkers zal reiken over de Veluwe.
Tot mijn ontsteltenis kwam ook de andere wachter Bertram voorbij. Hij vroeg of de baas wist dat ik hier was. Zo kwam mijn leugen uit. Beschaamd moest ik toegeven dat ik de baas van de wachters niet ben, maar Diedewij vergaf mij en bleef toch trots op me dat ik haar had gered van de zakkenrollers.
Vervolgens liepen we gezamenlijk verder naar de Klaarbank.

Vader, volgens mij hebt U nog nooit een rechtszaak van een dergelijke orde mogen aanschouwen, dus ik zal hier naar beste kunnen beschrijven hoe het er bij de Klaarbank aan toe gaat.
U weet dat als de schout in de stad er bij een civiele zaak niet uit komt of men gaat in beroep, dat hij dan de zaak kan overlaten aan het hoogste gerecht van de Hertogen van Gelre. Al eeuwen wordt dat recht gesproken hier op het Herenhul, gelegen nabij het Engelanderholt. Het Herenhul is een verhoging in het landschap, een open plek in het bos bij een grote kei en de Klaarbank bevindt zich in de open lucht.
We hadden het touw vierkant rond de zetel van de landdrost gespannen en daaromheen de banken geplaatst. Het wapenschild stond goed in het zicht. Met veel gewichtig vertoon kondigde de gerichtsschrijver de betrokkenen aan. Naast de landdrost Assuerus van Appelthorn tot den Poll waren er drie gerichtsmannen die de zaak mede zouden beoordelen, zodat er eindelijk helderheid over de kwestie zou zijn. Voorts waren bij de klaring aanwezig: de aangeklaagde en de aanklagende partij. Hun banken staan net buiten het touw. Slechts zij, die het woord zijn gegeven door de landdrost, mogen binnen het touw stappen en hun zegje doen. Achter de banken en verder buiten het touw bevond zich de ommestand en U kunt zich nauwelijks voorstellen hoe veel volk er nieuwsgierig is naar een dergelijke rechtszaak. Bijna iedereen uit de omgeving komt eropaf. De jaarmarkt vindt bij deze gelegenheid plaats in de buurt en de herbergen zitten allemaal vol.
Zelf stond ik naast de zetel van de landdrost opgesteld en het was ook hier mijn taak om de veiligheid van alle betrokkenen te waarborgen.

De betreffende klaring was een bijzondere vertoning. Op het eerste gezicht onbevattelijk dat ze er destijds in Epe niet zelf zijn uitgekomen. Mijn waarde Vader, U zult het bijna niet geloven, maar het handelde om een eenvoudige partij hout. De beklaagden hadden de partij van het land van Vrouwe Catharine weggehaald omdat ze vonden dat het van hun Enk kwam en niet van de Marke en dus ook niet toebehoorde aan Vrouwe Catharina. Naar ik begrijp was de schout die in Epe het recht moest spreken een neef van de beklaagde en derhalve partij, vandaar dat er beroep werd aangetekend en de Klaarbank van de hertogen van Gelre uitsluitsel zou moeten gaan geven. Nou, mooi niet. Landdrost Assuerus van Appelthorn tot den Poll is een vernieuwend denker, die de verlichte theorieën uit onze moderne tijd in de praktijk weet toe te passen. Volledig kon ik het niet volgen, want het is mijn taak om mijn aandacht op de ommestand te richten, opdat er geen ongeregeldheden plaatsvinden. Maar dat de hertog scherpzinnige en vernuftige ondervragingen liet zien, dat kan ik U wel vertellen. Aan het eind merkte ik evenwel enige teleurstelling bij zowel de aangeklaagde als de aanklagende partij, want een dwingende uitspraak over het hout – die of die is de schuldige en dit is de straf – die was er niet. Wel was de landdrost zeer uitgesproken over de verdachtmakingen van de beklaagde, die voornoemd aanklager Theunisken Lubberts had uitgemaakt voor toverse en weerwolf. Namens zijn moeder sprak Aert en verrassend genoeg viel er in diens toon geen zweem van verontwaardiging te bespeuren. Deze jongeman sprak helder en met de stem van de rede. Niet alleen de goede naam van zijn moeder stond op het spel, maar ook haar leven. Als de landdrost zou meegaan in die beschuldiging, zou dat zomaar eens de heksenwaag of marteling kunnen betekenen. Gelukkig sprak Assuerus in de geest van de nieuwe tijd; hij heeft in Deventer gestudeerd en ziet veel in de denkbeelden van Erasmus. Hij stuurde de partijen naar huis met de opdracht om zich niet meer te laten leiden door bijgeloof en door macht, geld en eer, maar om naar elkaar te luisteren en elkaar niet zwart te maken. Dan komen ze er zelf zeker uit. Echter, de aangeklaagde die de ongepaste woorden had gebezigd, werd ter plekke gestraft: hij moest zich ten overstaan van Theunisken en de hele ommestand op de mond slaan. Daarmee was de klaring ten einde.

Ik moet eerlijk bekennen dat ik die hele klaring slechts in grote lijnen heb kunnen volgen. Ik was niet alleen belast met de taak van het bewaken van de veiligheid; tevens was mijn aandacht geregeld afgeleid. Vrouwe Diedewij zat in de ommestand en onze blikken ontmoetten elkaar voortdurend. Met kleine en hartelijke gebaren lieten we de warme gevoelens voor elkander blijken.

Na afloop waren we helaas genoodzaakt afscheid te nemen, maar we beloofden elkaar spoedig weder te zien. Daarbij keken we elkander lang en diep in de ogen. Toen ik haar nakeek, terwijl ze zich met haar manden van mij verwijderde in de richting van Epe, viel alles om me heen weg. Gelukkig wist ik me te vermannen, want ik moest nog lang verder met het werk.
We tuigden de Klaarbank af, laadden het wapenschild en de zetel op de kar en vervolgens brachten we de banken weer naar de kerk in Beekbergen. Vannacht blijf ik dus hier slapen in Het rode hert en morgen reis ik met de andere wachters terug naar huis.

Mijn waarde Vader, ik ben nu bijna aan het einde van deze lange brief. Het duurt niet lang meer voordat de kaars op is en derhalve is het tijd dat ik ter zake kom. U zult het met mij eens zijn dat ik U nooit veel om gunsten heb gevraagd. Maar nu vraag ik slechts Uw toestemming die voor mij zo van belang is. Vader, mijn geliefde is van lage komaf, maar ze is jong en sterk en zorgzaam en ze werkt hard. Ik ben tamelijk ouder dan zij, maar ben er tevens van overtuigd dat ik haar en ons met mijn betrekking voldoende zekerheid zal kunnen geven. Daarbij: ze is de vrouw van mijn leven; het kan niet anders dan dat de Here ons voor elkaar heeft voorbestemd.
Ik hoop dan ook met gans mijn hart dat U mij Uw zegen zult schenken om een toekomst op te bouwen met Diedewij – als ik haar ooit nog mag terugzien.

Vader, ik hoop op Uw spoedige bericht en bevestiging. Geeft U mijn geliefde Moeder een warme omhelzing en vertelt U haar hoe dankbaar ik haar ben voor alles wat zij tijdens mijn leven voor mij heeft verricht en betekend.
Een welgemeende groet van Uw liefhebbende zoon,

Rikkert
Wachter uit Brummen

-
Beekbergen, 7 juli 1625

-
Met dank aan het Erfgoed Platform Apeldoorn en aan theatermaker/regisseur Aad van der Waal voor de inspiratie. De theaterproductie in het kader van Living History is in het weekend van 27 en 28 augustus 2022 vijf maal opgevoerd op het Herenhul, met de schrijver dezes in de rol van Rikkert.

Rikkert