Kiezen of helen
Was dat nou mijn lolly of mijn kies? Voorzichtig breng ik het puntje van mijn tong naar de plek in mijn mond waar ik zojuist een knal hoorde. Dat geluid heb ik een lolly nog nooit horen maken. Tussen de koolhydraten door voel ik brokstukken waarvan ik hoop dat ze net nog aan de lolly toebehoorden. Dan voelt mijn tong de kop van de lolly. Helemaal gaaf. Slik.
Nog een stukje verder door het gruis - ik durf niet meer te kauwen - voel ik een scherpe rand die er vijf minuten geleden echt nog niet zat. Met drie vingers haal ik de lolly aan het witte stokje uit mijn mond. Ik bekijk hem goed. De nog volledig gaaf ogende knots bevestigt mijn vermoeden. Lolly 1 - Martin 0.
Met mijn tong werk ik de brokstukken uit mijn mond in mijn hand. Tien seconden later kijk ik naar een halve kies in drie stukken. Kwaad kijk ik naar de witte lolly, maar het is toch echt mijn eigen schuld, besef ik een ogenblik later. Ik moet ook niet zo hard kauwen op een lolly. Dat gaat een keer mis.
Met mijn tong beoordeel ik de schade aan mijn gebit. Oei. Het lijkt wel alsof mijn hele kies naar de gallemiezen is. Nee toch, hè? In de bus naar het station bel ik meteen met mijn tandartspraktijk in Coevorden. "Nee hoor, daar heeft u niets meer aan, die kunt u weggooien." Dat gaat niet over de lolly, die ik overigens nog steeds in mijn hand vasthoud. De drie brokstukken verdwijnen als stille getuigen in een wit servetje. "Dan kunt u het beste naar een dienstdoende tandarts in Amstelveen gaan", vervolgt mijn vertrouwde tandartsassistente.
Op Google zoek ik naar het telefoonnummer. Dat heb ik gelukkig snel gevonden. Alsof Google wíst wat er vandaag zou gebeuren... "We kunnen er nu weinig aan doen" "Maar kunt u in ieder geval misschien de scherpe randjes weg slijpen? Dat voorkomt misschien ook dat mijn kies verder gaat afbrokkelen." "Nou dan moet ik even kijken of ik wel een kamer vrij heb", hoor ik aan de andere kant van de lijn. Een kamer? Ik blijf toch zeker niet overnachten? Na een paar minuten komt de dame terug aan de telefoon. "Kunt u om half vijf langskomen? We kunnen hem dan niet klaarmaken, maar wel even slijpen." "Ja, ik ben al onderweg." Ik stap uit de bus en plots valt mijn lolly uit mijn handen op de stoeptegels. In tientallen stukjes! De lolly, niet de stoeptegel.
"Goedemiedag", zegt de dame in het wit. Ik herken een Duits accent dus vraag ik naar de bekende weg: "Komt u uit Duitsland?" "Ja", antwoordt ze. "Ah fijn, mijn tandarts uit Coevorden komt ook uit Duitsland. Tandarts Ahrends." Ze kent hem niet, maar het geeft mij wel een fijn gevoel dat ze op dezelfde 'Lehrstuhl' heeft gezeten.
Ik ga in de stoel zitten bij de dame met in mijn hoofd het idee dat ze een stukje weg zullen slijpen en dat er verder niet veel meer aan te doen is. Met een kapje voor haar mond kijkt ze met haar spiegeltje naar wat er van mijn kies over is. "Dat gaan we even vullen", zegt ze tegen de assistente.
Mijn gedachten van 'het-zal-wel-een-implantaat-worden' vallen pardoes op de tandartsvloer. Bandje hier, lampje daar, boor, haakje, een heel arsenaal aan gereedschap passeert de revue. Ik mag mijn linkerhand opsteken als het zeer doet, maar ze heeft mij - net als mijn tandarts in Coevorden - geen greintje pijn bezorgd. Met alle rust en zorgvuldigheid gaat het team stap voor stap aan het werk. Ruim een halfuur zijn de tandarts en haar assistente in de weer met mijn kies en ze zijn erin geslaagd hem weer functionerend te krijgen. "Bait oe iens?", vraagt de tandarts op het eind. En het voelt alsof ik mijn oude kies weer terug heb. Wunderbar!
Thuisgekomen, straalt de Duitse Gründlichkeit in de spiegel van mijn nieuwe kies af. Ook het puntje van mijn tong kan er maar geen genoeg van krijgen. Goed, in de toekomst zal ik volgens de tandarts 'Wahrscheinlich an ein Krohn' moeten, maar de ruststand is voor nu: lolly 1 - Martin 1.