Dood varken

Vroeger aten mijn opa en oma wel eens met ons gezin mee, als ze bijvoorbeeld op bezoek waren voor een verjaardag. Voor mij en mijn broers was het belangrijkste onderdeel van de maaltijd het vlees. Dus, als we aan tafel werden geroepen, was onze eerste vraag: “Wat voor vlees hebben we?” Overigens is dat nog altijd een belangrijke vraag, als ik eens een weekend thuis ben. Mijn opa antwoordde toen altijd hetzelfde: “Dood varken.” Een waarheid als een koe.

Want wat voor stukje vlees er ’s avonds ook op je bord ligt, het is altijd maar gewoon een dood beest. Een dood varken, een dode koe, een dode kip of een dode vul zelf maar in. Sommige mensen vinden het zielig voor die dieren, dus die eten geen vlees. Prima, dat mag. Ik vind het niet zielig voor die dieren en ik vind het heerlijk om vlees te eten, dus ik eet bij elke maaltijd een stukje vlees. Zo simpel is het, dacht ik.

Maar blijkbaar niet. Want nu maken de dierenliefhebbers zich druk om de manier waarop de dieren worden geslacht. Zij vinden dat het onverdoofd slachten moet worden verboden. Want, zo zeggen ze, de dieren raken gestrest en lijden meer als ze onverdoofd worden geslacht. Waar maken ze zich druk om? Alsof verdoofd je hals door laten snijden wel prettig is. Daar kijken de dieren toch ook niet echt gelukzalig op terug, lijkt me.

Een ander argument wat gebruikt wordt, is dat dieren rechten verdienen. “Dieren kunnen niet voor zichzelf opkomen, maar wel denken en pijn voelen”, las ik afgelopen week in een krant. Stel, dieren zouden wel voor zichzelf op kunnen komen, hoe zou dat dan gaan? Bertha 17: “Mensen, luister. Prima dat wij ons hele leven slechts een stal en twee verschillende weilanden zien. En prima, dat we daarna geslacht worden en in stukken worden gesneden. Allemaal acceptabel. Maar dat slachten, mag dat alsjeblieft even met een verdoving?” Zou het zo gaan? Ik dacht het niet.

Zo, ik ga een stukje dood dier braden. En het zal me worst zijn hoe deze aan zijn einde is gekomen.