Het succes van het rugzakje

Belsen stuurde via de submit de volgende column in:

Marja van Bijsterveldt is een geplaagde minister. Terwijl de Nederlandse concurrentiepositie qua onderwijs in het geding is, heeft zij van Rutte, Verhagen en Wilders de schone taak gekregen om de, in Europees opzicht toch al erg kleine, post onderwijs nog verder te verschralen. Een van de geplande bezuinigingen bestaat uit het afschaffen van de rugzakjesfinanciering, oftewel het kindgebonden budget.

Het rugzakje heeft de afgelopen jaren flink zijn opmars gemaakt in het Nederlandse onderwijs. Tot een paar jaar terug was een rugzakje nog zo'n zak, die met twee banden op je rug kon worden gehangen en niets anders. Nu weet iedereen precies wat er bedoeld wordt als je als kind 'een rugzakje' hebt. Dan betekent het dat een kind extra zorg nodig heeft en, zowaar, krijgt.

Ooit was ons onderwijsland een prachtige lappendeken, met voor iedere probleem een apart schooltje. De kinderen begonnen op de kleuterschool en stroomden daarna door naar de lagere school. Daar begon een gehaaide afvalrace, waarbij het grote verwijzen naar het speciaal onderwijs begon. Dove, blinde en anderszins beperkte kinderen konden naar een hun eigen instituut, kinderen die slecht te hanteren waren werden doorverwezen naar scholen voor Zeer Moeilijk Opvoedbare Kinderen en voor kinderen die het tempo van de reguliere school niet konden bijbenen hadden we het LOM-onderwijs. Al deze kinderen werden 's ochtends voor hun huis ingeladen in een busje en werden op hun school of instituut bezig gehouden, en soms zelfs nog iets geleerd, tot einde schooltijd, waarna ze weer keurig in de straat werden afgezet.

Deze aanpak bleek niet alle kinderen recht te doen. Via onderzoeken kwamen we erachter dat domme kinderen, niet per definitie iets niet in zich hadden. Achterblijvende kinderen hadden vaak last van een stoornissen, die we nu kennen onder namen als dyslexie en beelddenken. Zij bleken helemaal niet zo dom, als eerder verondersteld. Ook uit dove, blinde en gehandicapte leerlingen, die de groepsdruk van hun leeftijdsgenoten misten in het speciaal onderwijs, bleek lang niet altijd het onderste uit de kan te worden gehaald. Veel kinderen van de ZMOK-scholen, bleken eveneens last te hebben van allerlei externe factoren als ADHD en autistische of psychologische stoornissen.

Hierop werd er een, door de overheid gefinancierde, werkgroep samengesteld onder de naam Weer Samen Naar School. Zij kregen de taak het onderwijsland klaar te maken voor de opvang van meer zorgleerlingen in de klas. Ook de instroom naar het speciaal onderwijs werd zoveel mogelijk verzwaard, zodat de school steeds meer eigen verantwoordelijkheid moest nemen. Deze maatregelen brachten meteen een extra voordeel. Een kind in het speciaal ondewijs, met kleinere klassen, gespecialiseerd personeel, taxivervoer, enzovoort, kost namelijk ieder jaar een veelvoud van een kind in het reguliere onderwijs. Het leek zowaar een win-winsituatie.

Toch had de overheid het gevoel dat er nog meer zorg in het basisonderwijs mogelijk was. Door een deel van de zorg, die er was op scholen voor speciaal basisonderwijs het land in te sturen, zouden nog meer kinderen terecht kunnen in het reguliere basisonderwijs. Dit gaf nog meer kansen en, natuurlijk, nog meer besparing. Om dit alles op een duidelijke, transparante manier vorm te geven, werd gekozen voor een kindgebonden financiering.

Waar het feitelijk op neer kwam was leerlingen, die al een verwijzing hadden naar het speciaal onderwijs, een verzoek konden indienen bij een basisschool om daar les te krijgen. De speciaal onderwijsschool detacheerde dat kind dan aan de gewone basisschool, terwijl het feitelijk was ingeschreven in het speciaal onderwijs. Hiervoor kreeg het kind een virtueel zakje geld, dat de ouders, in samenspraak met de basisschool en de school voor speciaal onderwijs, mochten besteden aan de extra benodigdheden die een kind nodig had.

Meestal ging het merendeel van dit geld op aan personeelskosten van de begeleider uit het speciaal onderwijs en de extra uren die de school aan individuele begeleiding in het kind moest steken, middels een hulpjuf of een onderwijsassistent. Het kleine deel dat overbleef werd besteed aan het speciale rekenboekje of een computerprogramma wat ervoor zorgde dat het kind ook echt iets kon leren op de basisschool.

Dit beleid was een groot succes. De rugzakjesleerlingen bleken het over het algemeen beter te doen, dan hun lotgenoten in het speciaal onderwijs. Ouders waren erg tevreden over de extra zorg die geboden kon worden, zonder dat het kind uit zijn vertrouwde omgeving werd weggehaald, en de kinderen zelf voelden zich gekend en gingen fluitend naar school. De enige die je nog wel eens hoorde klagen was de leerkracht, die bij hele gang van zaken eigenlijk het enige slachtoffer was. Hij kreeg er een ernstige zorgleerling bij, inclusief alle zorg, gesprekken, handelingsplannen, enzovoort, zonder dat hij er ook maar iets aan verlichting voor terug zag. Deze jammerklacht verstomde echter, zoals het altijd bij de, zijn vak liefhebbende, leerkrachten gaat, bij het zien van de vooruitgang van het kind en de getoonde dankbaarheid. Toch legde het systeem ook wat bloot.

In de voorgaande jaren had Weer Samen Naar School met hun even ambitieuze als onmogelijke plannen maar weinig voet aan de grond gekregen. De maatschappij had echter niet stilgestaan. We kwamen steeds meer te weten over leerstoornissen en de oorsprong ervan. Scholen gingen, aangezwengeld door WSNS en de verscherpte toelatingseisen van het speciaal onderwijs, meer en meer maatwerk leveren aan kinderen, die het tempo niet bijhielden. Met de Onderwijs Inspectie hijgend in hun nek, ging iedere school aan de slag met handelingsplannen en bleken veel kinderen, met wat vijven en zessen, toch wel aardig te handhaven te zijn in het regulier basisonderwijs. Met de komst van de rugzakleerlingen, stak hun behandeling echter schril af tegen de luxepositie die rugzakleerlingen hadden. De scholen en ouders hadden er alles voor gedaan, om dit kind op de reguliere basisschool te houden en te voorkomen dat dit kind werd verwezen naar het speciaal onderwijs. Nu bleek een verwijzing naar het speciaal onderwijs echter niet de afgang naar het debielenschooltje te zijn, maar ook daadwerkelijk iets positiefs op te leveren.

Enthousiast gingen scholen en ouders, medegedreven door de tijdgeest waarbij ieder falen meteen via een onderzoek gelabeld moet worden, aan de slag met het aanvragen van de verwijzingen naar het speciaal basisonderwijs. Het bleek dat veel van deze aanvragen prima gehonoreerd konden worden, omdat de basisscholen al jaren, binnen hun beperkte mogelijkheden, allerlei vreemde eenden binnenboord wisten te houden. Nu konden ze ook eindelijk alle zorg bieden, die deze kinderen nodig hadden. Dachten ze... Want natuurlijk sneden ze hiermee in hun eigen vingers, want wat was nu eigenlijk het doel van de rugzakfinanciering?

De overheid had al die jaren natuurlijk een geheel ander doel in gedachten met het terugdringen van het aantal zorgleerlingen en het rugzakjesbeleid, namelijk bezuinigingen doorvoeren op het onderwijsbudget en juist dat kwam nu in het gedrang. Door de toename van het aantal rugzakleerlingen, steeg het budget wat hiervoor stond en dat was nooit de opzet of bedoeling geweest. In dat licht bezien is het ook niet zo verwonderlijk dat Rutte, Verhagen en Wilders er tijdens hun begrotingsoverleggen een dikke rode streep doorheen gehaald hebben.

Aan Van Bijsterveldt nu de smerige taak om dit beleid te verdedigen. Iets waarin zij meesterlijk faalt. Dit komt omdat dit beleid, anders dan op economische gronden, niet te verdedigen valt. Dat zal ook de reden geweest zijn, waarom Rutte geen tekst en uitleg wilde komen geven in de Tweede Kamer en het overliet aan zijn minister. Er valt hier namelijk realistisch niets te winnen. Hoewel veel mensen de noodzaak van de huidige bezuinigingsdrang best inzien, zal de gemiddelde Nederlander niet willen dat dit ten koste gaat van hulp aan mensen die het nodig hebben en zeker niet als deze het gezicht krijgen van een schoolkind, dat niet de zorg krijgt dat het nodig heeft.

"Zorgleerlingen krijgen," zo oreert Van Bijsterveldt nu "te snel een stempel opgedrukt." Een prachtige oneliner, om te maskeren waar het werkelijk om gaat en een schijnbaar geslaagd beleid de nek om te draaien. Ze wil het geld dan liever investeren in de leerkrachten zelf, maar laten we eerlijk zijn, ook dat geld kan ze dan maar beter in haar zak houden. Het volgen van een paar cursusmiddagjes kan nooit de expertise van een gedrags- of handicapspecialist vervangen. Het is een illusie om de leerkracht, die mogelijk het ene jaar een blind en het andere jaar een autistisch kind in zijn groep krijgt, binnen de mogelijkheden daadwerkelijk voldoende kennis en vaardigheden te laten opdoen, om deze kinderen echt adequaat te begeleiden.

Verder klopt de constatering van Van Bijsterveldt wel. Kinderen krijgen steeds vaker en steeds sneller een stempel opgedrukt. Dit is een ontwikkeling, die al jaren aan de gang is en die voorlopig ook niet zal stoppen. Sterker nog, het is de overheid geweest die dit, via allerlei toelatingseisen aangewakkerd heeft. Het drukken van een stempel heeft echter niet alleen nadelen. Vroeger werd er veel meer in het midden gelaten en vooral niet gehandeld. Kinderen werden gewoonweg opgegeven en later op speciale schooltjes geplaatst. Tegenwoordig kiezen meer en meer ouders ervoor geen genoegen te nemen met het beeld van een op school falend kind. Zij ondernemen zelf de stap om het kind te laten onderzoeken. Regelmatig bieden deze onderzoeken goede handvatten om aan de slag te kunnen met het achterliggende leerprobleem en opent het deuren naar extra hulp.

De grote vraag is nu natuurlijk wat de gevolgen zijn van het afschaffen van het rugzakjesbeleid. Op de korte termijn niets. De dichtgeknepen toestroom tot het speciaal onderwijs zal niet snel breder worden en de scholen en leerkrachten zullen, naïef en heldhaftig als ze zijn, toch proberen met wat lap- en pleisterwerk de kinderen binnen de boot te houden, hoe frustrerend dat dan ook zal zijn. Op de langere termijn zal dit echter leiden tot een geheel lagere uitstroom van de basisschool, want de leerkrachtenaandacht, die volgens alle onderzoeken de belangrijkste schakel tot succes is, is altijd beperkt. Maar goed, dat is pas over enkele jaren en dat is een zee van tijd in de politiek. Lang genoeg om te vergeten wie er ook al weer voor welk besluit verantwoordelijk was.