Gepest op school

Gepest worden door leerlingen is altijd al een van de ergste dingen geweest die kinderen konden overkomen. Soms heeft een kind er later geen last meer van, maar het kan ook verstrekkende gevolgen hebben.

Oosterwolde, 1975:
“Jongen, wat zie je bleek. Wat is er aan de hand? Je hebt niet gegeten, terwijl ik je lievelingsgerecht rabarber met appelmoes en stroop heb klaargemaakt omdat het je eerste echte schooldag was. Heb je soms een griepje of zo?” Moeder keek bezorgd op haar zoon neer, die onderuitgezakt op de bank zat met een gezicht alsof hij net uit het graf kwam; zo wit was het.
Moeder heeft het dus gemerkt, bedacht de jongen. “Ik voel me niet zo lekker, mam. Ik denk ook dat het een griepje is.”
Hij kon toch niet aan zijn moeder vertellen dat een paar jongens van school zijn fiets in de sloot hadden gegooid en dat Truusje en Anne hem steeds met een speld in zijn kont prikten? En dat allemaal omdat hij zo’n rare voornaam had en zijn papa bij de politie was. Nu hij er weer aan dacht, werd hij opnieuw misselijk en met een run was hij de kamer uit en de wc in, waar hij nog net op tijd zijn braaksel de pot in na kon kijken.

Ooststellingwerf, 1985:
Gadverdamme, nou zit die Willem weer aan Vera. Vera is voor mij! De jongen keek woest naar het kussende stelletje bij het fietsenhok van de Rijksscholengemeenschap. Wat een klef stel. Kijk nou, hij gaat gewoon met zijn hand onder haar truitje. Kut. De jongen kon het niet langer meer aanzien, pakte zijn fiets en wilde net wegfietsen toen hij een bekende stem achter zich hoorde.
“Zal ik even met je mee fietsen?”
Shit, Trijntje. Dat moest er nog net even bijkomen. Trijntje met haar altijd te strak aangetrokken vlechtjes, waardoor ze van die spleetoogjes had. Trijntje met haar drie wratten. Eentje naast haar mond, waardoor tongzoenen een lijdensweg werd. Eentje naast haar neus, waardoor het net een permanente pulk leek, die uit haar neus hing en eentje in haar nek, waar ze steeds met haar vingers aan draaide. Trijntje met haar, of liever gezegd, zonder haar borstjes. En uitgerekend die Trijntje was het enige meisje van de hele scholengemeenschap dat verliefd op hem was.
Bij het wegfietsen keek hij langs de naast hem fietsende Trijntje naar het fietsenhok en zag nog net hoe Vera de gulp van Willem openritste. Nu was de jongen helemaal ziedend. Die klootzak van een Willem. Hij had toch al een bloedhekel aan die gast. Willem was de zoon van de tekenleraar en volgens de jongen werd hij daarom voorgetrokken door de andere leraren. Bovendien was die tekenleraar degene die Vera had uitgenodigd om bij hem thuis te komen tekenen, omdat hij haar zo’n talent vond. De slijmbal. Sindsdien was het aan tussen Willem en Vera. Ooit zou de jongen Vera krijgen en anders zou hij zich verschrikkelijk wreken. Dat had hij zich al enige tijd geleden voorgenomen.

Groningen, 1991:
De jongen zag helemaal niets. De blinddoek voor zijn ogen liet geen licht door. Hij was toch wel een beetje nerveus. De ontgroeningen op de Rijksuniversiteit Groningen stonden niet bekend om hun zachtzinnigheid. Wat zouden ze met hem voor hebben? Het gekke was dat hij was afgezonderd van de anderen. Voor hem hadden ze natuurlijk weer iets aparts in petto. Waarom liep het toch steeds mis op de scholen waar hij leerling was? Zelfs hier op de universiteit werd hij getreiterd, terwijl hij daar eigenlijk helemaal geen aanleiding toe gaf. Het leek wel alsof het een soort vloek uit een vorig leven was.
De auto hield stil, iemand deed het portier voor hem open en hij werd aan zijn haren de auto uitgetrokken. Hij liep tussen twee jongens in en het rook naar een boerderij. Hij werd meegenomen in iets wat waarschijnlijk een stal was en werd daar op een stoel gezet. Plotseling namen twee jongens hem in een stevige greep en een derde ging hem uitkleden. Toen hij volledig naakt was, werd hij vastgebonden met de armen om het lichaam en de benen bij elkaar. Vervolgens werd hij ergens op de grond gelegd, maar hij lag niet op een betonnen vloer merkte hij, maar op iets modderigs. Terwijl hij daar lag, werd hij ingesmeerd met iets en dat rook naar….
“Gadverdamme, rot even op. Dat is stront!” Hij riep het tevergeefs. Hij hoorde de anderen weglopen en even later voelde hij ineens tongen op zijn lichaam. Lange, ruwe tongen. Die onder zijn ballen was trouwens niet geheel onaangenaam. Maar er kwam ook iets tegen hem aan schurken. Kut, varkens, dacht hij. Ze hadden hem godverdomme in een varkensstal ingesmeerd met varkensstront en tussen de varkens gelegd! Lekkere ontgroening!

21-1-2011:
Tevreden keek de man naar de duizenden studenten op het Malieveld.
Moet je ze nou zien met hun spandoekjes. Zielige studentjes. Hij had ze mooi te pakken. En die hoogleraren met hun belachelijke toga’s en baretten. Misschien liepen er wel een paar tussen die bij hem op de universiteit hadden gezeten. Dat zou helemaal mooi zijn.
Natuurlijk wist de man wel dat hij niet alleen de nieuwe studenten pakte met zijn maatregel tegen langstudeerders, maar ook de studenten die al studerende waren. Ze konden mooi zijn rug op. Geen overgangsmaatregelen. Dat die mensen nu waarschijnlijk hun studie moesten afbreken interesseerde hem niet. Hij wilde geen uitzonderingen. Meteen de botte bijl. Natuurlijk wilde hij nog wel even zeggen waarom de maatregelen moesten worden genomen. Dat die studenten dat verhaal al kenden, wist hij wel. Maar hij moest de schijn hoog houden dat hij iemand was die wilde luisteren.
De man moest bijna lachen. Luisteren wilde hij zeker wel. Maar daar bleef het dan ook bij. Hoe heerlijk was het om die massa studentjes te zien staan. Die tekenleraar en zijn maatjes in de culturele sector had hij al teruggepakt en nu waren het die andere vijanden van vroeger. Vanavond lekker onderuit op de bank met een cognacje en nog even nagenieten van deze dag. De dag waarnaar hij al jaren verlangde.