's Hertogen-WAT?!

De trein naar Rhenen stond al klaar – ik had nog hooguit één minuut en sprintte zo snel mijn tamelijk korte onderstel me dragen kon met paraplu en Eastpak van de A- naar de B-kant van perron 12. Precies toen ik hijgend bij de deuren aankwam, begon het ding te rijden. “FUCK!”, riep ik uit naar iedereen die het al dan niet wilde horen. Dat werd een half uur wachten. Ik zette de iPod-functie van mijn telefoon aan, nam plaats in een wachtruimte en wachtte.

I get amnesia when I'm standing next to you
He's been with me for several years, I know this much is true


Tegenover mij zat een jongen van vermoedelijk Noord-Afrikaanse komaf een krantje te lezen. Ik kon op de één of andere manier mijn ogen niet van zijn schoeisel afhouden. Sneakers waren het, maar glimmend, en donkerpaars. “Wie trekt nou zoiets aan?” dacht ik bij mezelf. Ik zal wel weer een meeting gemist hebben waar zulke schoenen populair werden verklaard. Ik staarde naar mijn eigen zwartleren stappers, afgeragd, te lang niet gepoetst. Ach.

Hast du etwas Zeit für mich
Dann singe ich eine Lied für dich

Met nog een kwartier op de klok liep ik de stastionshal in voor een NRC Next en een bakje koffie. Met lees- en drinkvoer gewapend liep ik weer terug naar de wachtruimte. Om 16:38 zou de trein naar Maastricht arriveren, om :45 de mijne. Ik lurkte aan de koffie, las het artikel over de studentenprotesten en zag plots iedereen in het wachthok opstaan. Op de klok was het :45 – “Ah,” dacht ik, “daar zal je 'm hebben.” Ik sjokte achter een wulps achterwerk aan, wachtte tot de mensen die in Utrecht moesten zijn uitgestapt waren en liep de trein in.

You're singing a song, thinking “this is the life”
And you wake up in the morning and your head feels twice the size
Where are you gonna go, where ya gonna sleep tonight


“Raar instapding”, dacht ik onwillekeurig toen ik de extra uitklapbare gietijzeren trede opstapte. “En vreemd dat de stoelen beige zijn.” Veel aandacht schonk ik er niet aan. Ik zeeg neer in één der beige fauteuils, klapte het tafeltje uit de stoel voor me en zonk weg ing edachten. Na een tijdje viel het me op dat we voor een sprinter die geacht werd bij elk pietepeuterig stationnetje te stoppen, wel erg hard reden. Waren we nou al gestopt in Bunnik? Ik nam aan van wel, dat ik het door mijn MP3 niet bemerkt had.

My head is spinning round
My heart is in my shoes
I went and set the Thames on fire
Now I must come back down

Ik staarde uit het raam. “Goh, ik kan me geen brede rivieren herinneren tussen Bunnik en Zeist”, maar opnieuw ging er geen lampje branden. De omgeving was ook radicaal anders. Overal strekten zich weilanden uit, zover het oog kon zien, geen dichte bossen zoals ik gewend was. Om twee voor vijf wist ik dat de trein zo toch echt in Maarn zou moeten stoppen. Ik pakte mijn tas in, gooide het lege koffiebekertje weg en klapte het tafeltje omhoog. Uit het raam zag ik een stationnetje voorbijflitsen. “Heel verdacht. Dit is toch een stoptrein?” GELDERMALSEN, stond op de blauwe borden op het station. Ik kon het nog net ontwaren. Aanvankelijk dacht ik luttele seconden dat we Maarn al voorbij waren gesneld, maar al snel daagde et me, als woorden invullen op de puntjes van een ongemakkelijke stilte na “schat, we moeten praten” – Geldermalsen ligt helemaal niet tussen Maarn en Rhenen in.

Dreamer, you know you are a dreamer
Well can you put your hands in your head, oh no!


Ik werd rood, dat voelde ik direct, en snelde naar het voorportaal. Beschaamd belde ik mijn vader, die tientallen kilometers van me vandaan bijna in Maarn was aangekomen. “Pa”, zei ik, “Whuh?”, bromde hij, “ik ben er over een minuutje.” “Nee, keer maar weer om.” “Wat dan?” “Volgens mij zit ik in de verkeerde trein. We reden net voorbij Geldermalsen.” Terug in de coupé vroeg ik zo zacht mogelijk aan een medereiziger waar de trein dan wel heenging. “Maastricht.” Daar was ik nog nooit geweest. “En de eerste tussenstop?” “Den Bosch.” Daar ook al niet. “Waarom vraag je dat?” “Ik geloof dat ik in de verkeerde trein ben gestapt. Ik moest die naar Rhenen hebben en die vertrekt van hetzelfde perron en deze trein was er precies op tijd voor.” “Ja, hij had een paar minuten vertraging.” Ik kon mezelf wel voor m'n kop slaan. Dit was me nog nooit overkomen. Ondertussen had de halve coupé ondanks mijn bedeesde toon meegeluisterd, en werd er alom hevig gegniffeld. Op 9292ov.nl zocht ik de snelste verbinding terug; 17:23, trein richting Alkmaar, spoor 3. “Succes”, zei de man die me had geholpen toen de trein halt hield in 's Hertogen. “Bedankt.”

Believe me when I say that I cannot apologize enough
When all you ever wanted from me was the token of my love
And if it's not too late could you please find it deep within your heart
To try and go back




Een Brabants welkomstcomité straalde me vriendelijk tegemoet. Ik was nog nooit in Den Bosch geweest, nu wel. Tien minuten, maar toch. De sigaret smaakte ook in Brabant goed, de Bossche koffie eveneens naar meer. Nu, in de trein terug naar Utrecht, voelt het alsof ik een goed uur van mijn leven in coma heb gelegen, of wachtend in de wachtkamer van een dokter met een ADV-dag, op een station waar dankzij de weersomstandigheden helemaal geen treinen vertrekken, in een kerk zonder dienst of publiek. Buiten is het inmiddels donker aan het worden. Dezelfde rivieren, maar nu gitzwart, snellen in omgekeerde volgorde onder de trein door. Als de protagonist van Nooit Meer Slapen kom ik na een teleurstellend avontuur terug zonder enkel resultaat, zonder belangrijke ontdekkingen, maar met een groot gevoel van verlies – vijfenzeventig minuten om precies te zijn. De trein hobbelt en rangeert. “Volgende station: Utrecht Centraal. U kunt hier overstappen...–” Goddank. Ik was nog nooit zo blij met het zien van de Rabobank-dubbellikker. De Dom aan de rechterkant. De treindeuren slissen open.

Go back to the start.