Ik ben (niet) bazbo

Ik heb hem gezien. Ik heb zijn boek. Ik heb hem de hand geschud, bij de Fok! columnisten voorleesmiddag. En ik niet alleen, velen zag ik hem de hand schudden en begroeten. Het kan toeval geweest zijn natuurlijk, het was tenslotte in Apeldoorn, zijn thuishaven. Daar is hij beroemd, of zoiets. Maar velen kenden hem, dat is duidelijk. En niet alleen in Apeldoorn, ook hier, op Fok! Hij is bekend, zijn schrijfstijl is bekend. Dat wil ik ook. Wat doet hij altijd? Stukje met de bus rijden naar een nieuwe werkplek, beetje flirten met de kassameisjes en een beetje koken. Hoe moeilijk kan het zijn. Ik ben bazbo, bazbo for a day.

En meteen hebben we het eerste probleem. Ik ga nooit met de bus. Ik loop, fiets, of ga met de auto, maar nooit met de bus. Ach, er is een eerste keer voor alles. Vol goede moed sta ik op de bushalte te wachten. Da's best koud, dat wachten. En het duurt lang. Ik zie er de lol niet van in. Leuke meisjes ontmoeten, dat is wel leuk. Maar die staan hier kennelijk niet op de bus te wachten. Incontinente bejaarden en zeurende vijftigers wel. Het zal de omgeving wel zijn.

Daar komt eindelijk de bus. Verkleumd stap ik in en vraag een kaartje.
"Je mot een chipkaart hebbe."
"Een wat?"
"Een chipkaart."
"Nou geef mij dan maar een chipkaart."
"Die ken je hier nie kope."
"Ook dom."
"Wil je nou mee of nie?"
"Nou.. eigenlijk, wil ik alleen maar even ruiken."
"Ruiken?"
"Ja, hoe erg zo'n stinkende streekbus nou eigenlijk ruikt."
"Oké, doei. Oprotte! Me bus uit. Wegweze!"

En daar sta ik dan. Nog steeds buiten in de kou, zonder die stinkende bus geroken te hebben. Ik loop naar het dichtstbijzijnde winkelcentrum om zo'n chipkaart te kopen. Enig idee hoe duur die krengen zijn? Die bazbo moet een rijke vent zijn als hij iedere keer met de bus gaat. Eenmaal in de bus viel het een beetje tegen. De lucht viel wel mee. Misschien stinken Apeldoorners meer? Of gaat er hier niemand met de bus, dat kan ook. Het is in elk geval geen pretje om hier in het dorp rond te rijden. Dat is het verschil met Apeldoorn natuurlijk, dat is een stad. Althans, volgens bazbo. Verder is er daar ook niet veel, ook volgens bazbo. Maar hij kan er wel lekker over vertellen en hij is er trots op. Dat kan ik niet over mijn dorp, hoeveel moeite en fantasie ik ook inzet. Maar, het is wel het belangrijkste dorp dat er is, het heet niet voor niets Hoofddorp.

In het centrum stap ik uit en ga naar het  winkelcentrum om het kassameisjes-ding te doen. Die bij ons in het winkelcentrum zijn niet al te prettig om naar te kijken. Dat maakt het flirten toch een stuk moeilijker. Aangezien ik hier nooit boodschappen doe, weet ik ook niet hoe ze eruitzien. Diverse malen loop ik langs de rijen kassa's om de dames te bekijken.
"Zoekt u iets?" vraagt een vakkenvuller die mij een paar maal langs zag komen.
Ja, een lekker kassameisje, maar dat kon ik hem niet vragen natuurlijk. Bovendien moest ik wel wat hebben om af te kunnen rekenen. En iets om de boodschappen in te doen.
"De winkelwagentjes?"
"Daar," wees hij.

Gewapend met een winkelwagentje doe ik een tweede poging. Her en der graai ik spullen uit de rekken die ik eventueel nodig zou kunnen hebben. Ik moet veel hebben, des te langer zou ik bij haar kunnen staan. Wachtend in het rijtje vraag ik me af hoe bazbo dat toch altijd doet. Zo'n openingszin die het ijs zal breken en de liefste lach bij haar op zal wekken. Geen idee. Ik moet zelf wat bedenken. Maar wat. Openingszinnen zijn niet echt mijn sterkste punt.
"Meneer? Meneer? Meneer!"
Verschrikt kijk ik op. Ik ben aan de beurt. Vlug leg ik mijn boodschappen op de band.
"Raar dat ze dit een lopende band noemen terwijl hij duidelijk rolt." Geen reactie, niet het goede begin dus.
"Ik ben benieuwd wat hier mee te winnen is", zei ik wijzend op het brood.
"Pardon?"
Ik wijs weer naar het brood. "Casinobrood."
"Daar hebben we deze week geen acties mee, meneer."
Openingszinnen moeten kennelijk niet al te ingewikkeld zijn. Teleurgesteld kom ik thuis. En nu moest ik nog koken ook.

"Is je auto stuk?" vraagt mijn vrouw als ze thuis komt.
"Nee, hoezo?"
"Omdat hier een OV-Chipkaart ligt."
"Ik ben naar het centrum geweest."
"Met de bus?"
Ik weet hoe ongeloofwaardig dat klinkt. Ze kijkt achterdochtig naar de pannen op het fornuis.
"Koken? Jij?"
"Ach, je kent me, altijd een verrassing?"
"En sinds wanneer doe je boodschappen in het centrum? Heb je last van een identiteitscrisis?"
"Nou... weet je, afgelopen weekend, toen we in Apeldoorn waren, bij die Fok! columnisten voorleesmiddag?"
"Ja."
"Daar heb je bazbo toch ontmoet."
"Ja, die leuke man die altijd van stukjes schrijft over.... ahhhh. Dus ben je met de bus... en heb je met de...."
"En ik heb het niet eens over mijn nieuwe werkplek kunnen hebben."
"Je hebt toch ook geen nieuwe werkplek. Je hebt zelfs helemaal geen werkplek."
Ik knik teleurgesteld.
"Maar zeg eens, hoe is het je bevallen?"
"Ik ben niet bazbo."
Met een tevreden glimlach ging mijn vrouw op de bank zitten. Niets te vrezen dus. Nou ja, we moesten nog eten. Pastinaak.