Rexoma

Omdat ik de laatste tijd nogal wat klussen in huis heb, ben ik regelmatig te vinden bij een kleine doe-het-zelfzaak bij mij om de hoek in Utrecht. Het is een onderdeel van een landelijke keten, maar dat zie je alleen aan de reclame op de voorgevel. En aan het plastic dingetje met logo, ik weet nog steeds niet waar het voor dient, dat ik bij mijn laatste aankoop cadeau heb gekregen.

In het zaakje krijg je persoonlijke aandacht, maar dan niet op een vervelende manier. Niet zoals in een binnenstadse kledingwinkel (ik haat ze!) waarin een verveelde zaterdagtuthola al voordat je de deurmat gepasseerd bent je twee veel te dure shirts heeft verkocht. ‘Maar daarmee loop je niet voor lul op straat.’ Dat ervaar ik anders. Of je ook een pasje wilt voor kortingen en of je hier even je e-mailadres wilt achterlaten. Terwijl de Rexona je adem wegneemt, besef je dat je zojuist vijftig euro hebt uitgegeven aan twee lapjes stof die voor vijf euro gemaakt en verscheept zijn en voor een pasje dat je waanzinnige kortingen belooft.

Laatst was ik in België bij een schoenenzaak. Ik ga helemaal daar naartoe omdat dit de enige winkel in de wijde omtrek is die stevige schoenen verkoopt van een merk dat mij eerder heel goed bevallen is. Ik wilde nog een paar van die schoenen, omdat mijn oude na drie jaar erop werken echt versleten waren. Na twee minuten had ik ze, weliswaar een nieuwe versie ervan, gevonden en gepast. Bij de kassa vroeg de verkoper of ik een formuliertje wilde invullen, dan zou ik bij de komende bezoeken flinke kortingen kunnen verwachten. Hoezo, richten op het stereotype ‘Ollander? Of ik ook nog een busje (negen euro, ja dan ben ik wel een ‘Ollander) met spul wilde kopen dat mijn schoenen tegen water zou beschermen? Wat? Deze schoenen kosten me handenvol geld en ze zijn niet eens waterdicht?

Op vijf minuten lopen van mijn favoriete schroefjesshop heeft de doe-het-zelfketen bekend van Eigen Huis en Tuin een grote vestiging geopend. Alles wat je bij Eigen Huis en Tuin voorbij ziet komen, is er te koop. Plus nog veel meer. Een enorm assortiment. Parkeergelegenheid genoeg. Toch kom ik er niet graag. Anders dan je misschien van een grootinkoper zou verwachten, is die tent erg duur, de medewerkers zijn nou niet bepaald deskundig en die bewaker die me volgde, alsof ik ergens op een zwarte lijst sta, werkte me op mijn zenuwen. Komt daar nog bij dat er ieder moment een Lodewijk, Corine (is zij nog in EH&T? Nee, Arno, je loopt weer achter. Quinty is nu the man) of Thomas uit de schappen kan springen met het voorstel om eens bij mij thuis te filmen. Ze komen een tuindouche en jacuzzi installeren, op mijn balkon. Ik moet er niet aan denken.

Mijn muur was nicotinegeel, een souvenir van de vorige bewoners van mijn kamer in Utrecht. Een warme kleur was het wel. Toch besloot ik dat mijn muur een frissere kleur moest krijgen om de boel wat lichter te maken. Uit ervaring met mijn donkere studentenkamer in Tilburg kende ik een kleur die een kamer lichter maakt. Een bijna-wit met beetje grijsblauw uit een serie met de naam Coleur Locale, of zoiets, die vernoemd is naar een Grieks eiland. Vind ik ook een mooie kleur. Nog uit de tijd van Mirna, Irene of Manuela en Rob en Nico bij Eigen Huis en Tuin. De sympathieke, maar niet opdringerige mevrouw van de boutjesbank had in twee minuten de kleur gevonden. De waaier uit 2002 lag nog in de la. De kleur was ‘niet bepaald veel gevraagd de laatste tijd’, maar wel te maken. Gewoon een code invoeren in een mengmachine en ik had mijn emmertje verf. ‘Bedankt en tot ziens….O…hallo? Ja…en bewaar de code voor de volgende keer’. Dank u, had ik nog niet aan gedacht.

Dat mijn kamer nu niet trendy is, zal m’n reet roesten. Mijn kamer is een historisch overzicht van honderd jaar trends, compleet met schrootjes uit de jaren zeventig, een kozijn uit de jaren dertig en een balkon met nineties-ijzer. Om nog maar te zwijgen over de meubelen. En dat is leuk.

Ken je die lampjes waar je met plaatjes een soort schaduw op de muur krijgt? Natuurlijk ken je die, ze waren dagelijks op televisie. Daarom wil iedereen ze hebben. Daarom zijn ze ‘de nieuwe trend’. Daarom zijn ze zo duur. De boortjesbalie om de hoek verkoopt ze niet.

Over oude meubels gesproken, ik vind het geweldig om te zien hoe ouderen decoreren als zij in een tehuis gaan wonen. Bij mijn ouders om de hoek is een appartementencomplex met aanleunwoningen, of hoe noem je zo’n bejaardenhotel, gebouwd. Pikzwart, strak, veel metaal, moderner kan bijna niet. Een reclamebureau of accountantskantoor zou met zo’n gebouw veel aanzien vergaren en ik vind het na lang aarzelen nu ook een prachtig complex. De woningen zijn bijna klaar en als de verhuizingen beginnen, zit ik klaar met klapstoeltje en beugelflesje om te zien hoe die oudjes de woningen inrichten gaan zeulen met loodzware eikenhouten kasten, groene banken met kant en van die klokken met een slinger eronder. Ik nodig de architect uit om met een Chateau-du-Vin-Exclusive-Rouge-Thomas-Louis-et-Corine mee te kijken en ik daag hem uit geen enkele emotie te vertonen. Zweten zal-ie.

Terwijl ik dit schrijf, zit ik op een veertig jaar oude schoolstoel achter een campingtafel uit de jaren tachtig deze (honderdste in totaal: champagne!) column te typen op een één jaar oude laptop. Hotmail popt up: een mailtje van een Belgische schoenenketen: ik ben één van de gelukkigen die korting krijgt op de nieuwste collectie. Wie volgende week komt, krijgt gratis een bus Powerprotector voor schoenen en jassen. Maar kom op tijd, want op=op.