EK Dagboek deel 2: Schaken op het gras

Na de eerste speelronde van dit Europees kampioenschap weet ik het weer zeker: schaken en voetbal hebben behoorlijk wat gemeen. Ik vrees dat de normaliter wat wereldvreemde intellectuelen die zweren bij het duel op 64 velden, niet zo blij zijn met deze vergelijking. Dat geren van 22 mannen op slechts één veld is de sport voor de gewone man. Achterhaalde denkbeelden, zo bleek tijdens de acht duels die het EK tot nu toe telde. De trainers en de spelers zitten vol met tactische vondsten en schaken zich een weg over het gras.

Zelfs de schaakstukken zijn terug te vinden op het voetbalveld. Sommige trainers hebben het over de “pionnen”, die op de goede plek moeten komen. Maar ook de stukken van de laatste rij zie je terug en opvallend genoeg vertonen ze ook nog een treffende gelijkenis qua manier waarop ze gebruikt worden. Ook het voetbal kent namelijk torens, lopers, paarden, dames en koningen. Die dames komen doorgaans pas in beeld buiten het spel om. Ze zorgen voor affaires of hebben een stabiliserende rol. Meestal worden de dames die het minst aanspraak kunnen maken op die benaming het bekendst. Waar was Rebecca Loos zonder het voetbal?

Interessanter zijn die andere stukken. De torens vind je in het voetbal vaak in het hart van de defensie, waar ze soeverein heersen. Ze zijn soms solide als een rots in hun opdracht het eigen gebied te beschermen. Net als bij het schaken is hun bewegingsvrijheid in het begin beperkt en wordt die pas groter naarmate de wedstrijd vordert en de ruimte toeneemt. Op het EK zag ik al wat torens van verschillend pluimage: de Griek Traianos Dellas, de Kroaat Josip Simunic, de Engelsman Ledley King, de Zweed Olof Mellberg en de Let Igors Stepanovs.

Dan zijn daar de beweeglijkere stukken, de paarden en de lopers. Zij bewegen erg veel. De lopers doen dit over het algemeen iets doordachter dan de paarden. De paarden in het voetbal zijn meestal niet de raspaarden, maar de werkpaarden. Elke ploeg heeft er een paar. Bonkige knollen, die zich het vuur uit de schenen lopen voor de ploeg. Soms zetten ze de oogkleppen op, wanneer ze de tegenstander eventjes een tikje geven. Costinha, Gattuso, Davids, Aldonin. Het waren de paarden die opvielen, zonder dat ze direct ook goed voetbalden.

De lopers zijn echter veruit de belangrijkste factoren op het EK tot nu toe. Zij bestrijken grote stukken van het veld en zijn om die reden tactisch van enorm belang. In de openingswedstrijd was loper Maniche de beste Portugees, terwijl de Griekse lopers Basinas en Zagorakis van eminent belang in de verrassende Griekse zege waren. Zwitserland – Kroatië was een vreselijk duel, maar Wicky was namens Zwitserland met zijn enorme loopvermogen wel de beste man. De Denen hadden Daniel Jensen, de Letten leken te stunten tegen Tsjechië dankzij Rubins en zijn vele loopwerk. Duitsland bracht Lahm en Frings. Het moge duidelijk zijn dat de lopers dit EK sleutelspelers zijn.

Echter, iedereen weet dat je bij schaken nog zo veel stukken kunt hebben, als je koning is uitgeschakeld zijn ze niets meer waard. In het voetbal is dat eigenlijk net zo. Er kwamen genoeg spelers naar het toernooi met als doel de koning te spelen. Velen faalden in hun eerste poging, al dan niet door vermoeidheid. Zag u Figo iets goed doen? Totti? Raúl? Henry? Van der Vaart? Nedved wellicht? Nee, ze ploeterden in de marge.

Slechts tijdens Frankrijk – Engeland speelden de koningen uiteindelijk een hoofdrol. David Beckham legde een vrije trap op het hoofd van Lampard en kon de grote koning worden als hij zijn strafschop had benut en Engeland naar 0-2 had geschoten. Helaas, Beckham faalde en is voorlopig weer even een prinsje. Zinedine Zidane speelde verre van meesterlijk, maar schoot in blessuretijd zowel een vrije trap als een strafschop binnen. Daar stond de koning dus op, op het moment dat het volk dat het meest nodig had.

De onbetwiste koning van de eerste speelronde is echter koning Henke. Koning Henke resideerde ooit nog in Rotterdam, maar is natuurlijk de koning van Zweden. Gesteund door een aantal prima lakeien wist hij met een prachtige kopbal en een attente intikker zijn land naar de zege op Bulgarije te stuwen. Hij toonde zich ook genereus als een ware majesteit, door Ibrahimovic een strafschop te gunnen en Allbäck een puntgave assist te geven. Met zo’n koning hoor je ineens, hoe opportuun ook, tot de kanshebbers. Zeker als je lakei Isaksson als degelijke goalie hebt, lakei Mellberg als soevereine verdediger, lakei Edman als goed opkomende back, lakei Svensson als balvaste middenvelder, lakei Ljungberg als loopwonder met scorend vermogen en de even grillige als geniale lakei Ibrahimovic naast je hebt. Koning Henrik Larsson, want hij is het natuurlijk, was de man van de eerste speelronde en zijn Zweden was het land van diezelfde ronde. Geflatteerd of niet, het was indrukwekkend wat men liet zien. Een sterke combinatie van degelijkheid en voetballend vermogen.

Schakers spelen vaak volgens een bepaalde opening. Die zijn vastgelegd in boekjes. Het zal me niets verbazen als de Zweedse coaches een nieuw hoofdstuk hebben geschreven. De Zweedse opening lijkt er namelijk één die uitermate overrompelend is en het tegenstanders erg moeilijk zal maken om je schaakmat te zetten. De Bulgaren zullen achteraf graag remise aangeboden hebben, terwijl nu Italië en Denemarken aan zet zijn. Ik wens ze veel succes.