de G.O.A.
Overenthousiast maakte ik een plan. Ik zou beginnen met de kleren, waarschijnlijk het grootste karwei. Ik maakte twee stapels en gooide de broeken, shirtjes, truien en ondefinieerbare lappen stof erop. Vies en schoon. Na een minuut of twintig zag mijn kamer er helemaal uit alsof er een orkaan doorheen was geraasd. De stapels, die inmiddels bijna waren uitgegroeid tot bergen, overlapten elkaar alsof het één berg was, of meer een zee. En dan niet een lief klein zeetje maar meer zoiets als de Grote Stille Atlantische Middellandse Indische Oceaan die van de ene kant van mijn kamer naar de andere kant golfde. De paar stoelen die erin stonden staken er als zielige ijsschotsjes bovenuit. Hijgend durfde ik even op adem te komen en ik keek om me heen. Het was niet zó dramatisch dat het een nog grotere rotzooi was, wat eigenlijk praktisch onmogelijk was. Eigenlijk was de rotzooi gewoon veranderd. De klerenoceaan overspoelde de rest. Wat de rest was, moest ik nog achterkomen. Opnieuw begon ik met de klerenopruimactie, nu met een beter idee. Ik sleepte de gigantische wasmand van de gang naar mijn kamer, en in plaats van twee stapels te maken, gooide ik de vieze onderdelen in de mand, en de nog-redelijk-schone op mijn bed. Dit ging een stuk beter, en na nog eens twintig minuten was de Grote Stille Atlantische Middellandse Indische Oceaan (G.S.A.M.I.O.) opgedweild. Helaas zag mijn bed er nu uit als de G.S.A.M.I.-vloedgolf. En eentje die op het punt stond om om te vallen en het overbevolkte strand (als in: de vloer van mijn kamer) te overspoelen. Met veel moeite kon ik de bevolking van mijn tapijt beschermen tegen het naderende gevaar, en dit moest ik zelfs bijna met mijn leven bekopen! Door mijn hele lijf in de strijd te gooien kon ik het natuurgeweld belemmeren zijn vernietigende missie uit te voeren. Wauw, dat klonk mooi! Het komt er eigenlijk op neer dat ik de stapel een beetje uitsmeerde. Toen vouwde ik alle broeken, shirtjes, truien en ondefinieerbare lappen stof op en legde ze op de hoopjes kleren in mijn kast.
Tevreden keek ik het strijdveld rond, vol overtuiging dat het meeste werk gedaan was. Tot mijn grote verbazing kwam ik erachter dat mijn theorie over de vloedgolf er niet eens zo heel erg naast zat. Er leefde echt een populatie in mijn tapijt! Een hele volkstam! Misschien zelfs meerdere stammen, aangezien er wat verschillende typen waren. Daarover later meer. Eerst ging ik voor mijn nieuwe vriendjes wat meer leefruimte creëren. Dit deed ik eigenlijk gewoon door de rest van de prulletjes op te ruimen. Eerst alle boeken, die in drie categorieën te verdelen waren. De schoolboeken, in de ene kast, de boeken van mijn moeder, die horen in mijn moeders kast, en de laatste categorie is zoiets als rest, die kunnen in een andere kast. Toen dat gedaan was, leek de schade in een keer een stuk minder. Alleen nog wat pennen, potloden, verfpotjes, make-upzooi en nog wat ondefinieerbaar spul. En dan was er nog de bevolking van mijn tapijt.
In mijn tapijt leefde een leuk volkje. De B.V.M.T. (bevolking van mijn tapijt) de Beeveeëmtee, met de klemtoon op tee. De Beeveeëmteeërs hadden nog verschillende subculturen. Je had de bk- Beeveeëmtee, de kk- Beeveeëmtee en de ok- Beeveeëmtee. De broodkruimelBVMT, de koekkruimelBVMT en de ondefinieerbarekruimelBVMT. De ok- Beeveeëmtee was, volgens mij nogal gediscrimineerd. De meeste waren nogal blank vergeleken met de rest. Het waren onder andere chipskruimel, mueslistukjes en ondefinieerbare kruimels dus. Helaas kon ik geen onderscheid maken. Alle Beeveeëmteeërs moesten eraan! Gewapend met een supersonische stofzuiger vermoorde ik meer rassen in dezelfde tijd dat Stalin 'zuig' had kunnen zeggen. (Wat hem overigens best een tijdje gekost zou moeten hebben, aangezien de 'ui' voor de meeste buitenlanders best een moeilijke klank is).
Dus. Ik had oceanen getemd en volksstammen bestreden. Mijn kamer was weer toonbaar. De vraag was, hoe lang het zo zou blijven!