[F1 Historie] Renault bracht ons de turbo, deel 2
Dit jaar verschijnt tijdens elk grandprixweekend een Formule 1-special op FOK!sport. Zo lees je niet alleen het laatste F1-nieuws, maar nemen we je ook mee terug in de rijke geschiedenis van de hoogste raceklasse. Dit weekend start het nieuwe seizoen, de turbomotoren maken daarin hun comeback. Een mooie aanleiding om eens terug te kijken naar de binnenkomst van die motor in de Formule 1.
Twee weken geleden vertelden we in het eerste deel van deze serie hoe Renault de turbo introduceerde in de Formule 1. Het was een debuut met vele dieptepunten en enkele opvallende resultaten. De RS01 van Renault toonde wel aan dat de turbo veel potentie had voor de Formule 1. Vandaag pikken we het verhaal weer op bij het moment dat Renault de opvolger van de RS01 introduceerde, de RS10.
De RS10 maakte zijn debuut in Monaco. In de trainingen wisten Jean-Pierre Jabouille en René Arnoux weinig indruk te maken en ook in de race braken ze geen potten. Beide auto’s bereikten de finish niet. Maar er was geen man overboord bij Renault, het team bereidde zich namelijk vooral op de daaropvolgende grand prix voor. De wedstrijd in Dijon was er namelijk een op een hooggelegen baan. En zoals al met de RS01 in Zuid-Afrika bleek, presteerde een turbomotor daar uitstekend. Daar kwam bij dat Renault al wekenlang aan het testen was op het circuit.
De vele uren op de baan van Dijon leverden het gewenste resultaat. Tijdens de kwalificatie zetten de Renaults de snelste tijden neer, Jabouille veroverde de pole. De race verliep soepel voor de polesitter, hij bleef zijn concurrenten ruim voor aan de finish. Eindelijk betaalde dan al het harde werk zich uit voor de Fransman. De man die mee aan de wieg van de ontwikkeling van de turbo van Renault had gestaan, mocht de eerste turbo-overwinning in de Formule 1 vieren. Daarnaast was hij de eerste Fransman die zijn thuisgrandprix won sinds 1948. De race zou niet alleen vanwege deze historische gebeurtenissen de boeken in gaan. Het meest memorabele gebeurde misschien wel achter de winnaar.
Het adembenemde duel tussen René Arnoux en Gilles Villeneuve (Bron: YouTube)
Achter Jabouille vochten Arnoux en Gilles Villeneuve ronden lang een episch gevecht uit om de tweede plaats. Wiel aan wiel gingen de coureurs door de bochten en wisselden per ronde meerdere malen van positie. Het duel tussen de twee zou de geschiedenisboeken in gaan als een van mooiste uit de Formule 1-geschiedenis. Uiteindelijk kwam de Canadees net voor Arnoux over de finish. Maar met twee podiumplaatsen was duidelijk dat het tijdperk van de turbo’s aanstaande was. De topmotorenbouwers, zoals Ferrari en BMW, intensiveerden hun ontwikkelingsprogramma’s om zo snel mogelijk hun eigen krachtige turbomotor te kunnen introduceren. Dit was een zeer kostbare operatie. Naar verluidt kostte het turboproject van Renault jaarlijks zo’n drie miljoen euro, destijds een vermogen. "Dat kan alleen een staatsbedrijf betalen", aldus Wolf-teambaas Walter Wolf destijds.
In de resterende zeven races van het seizoen behaalde de RS10 nog vier pole positions. Geen van die wedstrijden werd echter gewonnen. Slechts viermaal haalde een Renault de finish. Jabouille kwam alleen in Italië nog over de streep, hij eindigde als veertiende. Arnoux finishte zowel in Silverstone als in de Verenigde Staten als tweede. In Oostenrijk pakte hij een puntje met de zesde plaats. De Renaults vielen overigens nog maar zelden uit door problemen met de turbo’s. Het was in die tijd sowieso gebruikelijk dat er maar tien of zelfs nog minder auto’s aan de finish kwamen.
In 1980 bracht Renault de RE20 aan de start. Het zou het laatste jaar zijn dat Renault als enige team aan de start stond met een turbomotor. Om die reden gingen de Fransen vol voor de titel, 1980 zou het jaar van de waarheid worden. Met de betrouwbare techneut Jabouille als eerste rijder en de jonge agressieve coureur Arnoux achter het stuur moest de wereldtitel naar Frankrijk gehaald worden.
De start van het seizoen in Argentinië was een sof, beide wagens haalden door technische problemen de finish niet. De daaropvolgende wedstrijden in Brazilië en Zuid-Afrika verliepen een stuk beter. Jabouille veroverde op beide circuits de pole. Een lekke band en een kapotte turbo voorkwamen echter succes voor Monsieur Turbo. Teamgenoot Arnoux kende geen pech en wist beide wedstrijden te winnen.
De Renault RS10 van Jean-Pierre Jabouille (WikiCommons/Alessandro Prada)
Na vijf races leidde Arnoux het kampioenschap en Jabouille had nog geen enkel punt weten te veroveren. Dit deed het team ertoe besluiten de rollen om te draaien. De jonge Fransman werd eerste rijder en Monsieur Turbo moest genoegen nemen met een ondergeschikte rol in het team.
In de races die volgden kwalificeerden de Renaults zich vaak nog wel goed, maar technische problemen bleven vooral Jabouille achtervolgen. Race na race viel hij uit en de teleurstelling en frustratie namen toe. Tijdens de tiende wedstrijd van het seizoen, de Grand Prix van Oostenrijk, bezetten de Fransmannen weer eens de eerste twee startplaatsen met Arnoux op pole en Jabouille daarachter. Ditmaal was het echter de Arnoux die met pech te maken kreeg, hij moest hierdoor een extra pitstop maken. Monsieur Turbo nam de leiding over en stond hem niet meer af.
Tijdens de twaalfde race van het seizoen barste de bom tussen Jabouille en Renault definitief. Ondanks dat Arnoux geen kampioen meer kon worden, werd hij toch voorgetrokken tijdens de wedstrijd op het circuit van Imola. De jonge Fransman kreeg tijdens de kwalificatie de beschikking over speciale kwalificatiebanden en wist daarmee de pole van Jabouille af te snoepen. "Ik moet weg bij Renault", liet Monsieur Turbo als reactie hierop weten. Niet veel later tekende hij een contract bij Ligier voor de seizoenen van 1981 en 1982.
De Grand Prix van Italië bracht nog meer slecht nieuws voor Renault. Concurrent Ferrari presenteerde er tijdens de trainingen haar eerste turbomotor. De motor was nog niet zover dat hij ook tijdens de race ingezet kon worden, maar de waarschuwing was duidelijk: de concurrentie komt eraan.
De Renault RE20 van Jean-Pierre Jabouille (WikiCommons/m duchèsne)
Het seizoen eindigde in mineur voor Renault en in het bijzonder voor Jabouille. Tijdens de voorlaatste wedstrijd van het seizoen, de Grand Prix van Canada, crashte hij zwaar. Door een afgebroken wielophanging schoot de Fransman van de baan en kwam met een snelheid van 220 kilometer per uur in aanraking met de muur. Jabouille moest uiteindelijk uit zijn Renault geknipt worden. Met meerdere botbreuken werd hij afgevoerd naar het ziekenhuis. Hierdoor kon Monsieur Turbo niet meer aan de start verschijnen bij de laatste race van het seizoen. Een roemloos einde voor de man die mede aan de basis had gestaan van de doorbraak van de turbo in de Formule 1. Arnoux eindigde het seizoen op de zesde plaats van het WK, twee plaatsen boven Jabouille. Het team legde uiteindelijk beslag op de vierde plaats van het WK voor constructeurs.
In 1981 bracht Renault een gemodificeerde versie van de RE20 aan de start, de RE20B. Naast de Fransen verscheen nu ook Ferrari aan de start met een turbomotor. De 126C van Ferrari was echter onhandelbaar volgens de coureurs. Villeneuve noemde zijn bolide zelfs een dikke, rode Cadillac. Maar aangezien meer teams op het punt stonden hun turbo’s te introduceren, moest 1981 dan toch echt het jaar worden waarin Renault hun voorsprong uit ging buiten.
Als nieuwe coureur werd Alain Prost binnengehaald. Al vanaf het begin was hij sneller dan zijn meer ervaren teamgenoot Arnoux. Alleen in Italië wist Arnoux Prost voor te blijven in de kwalificatie. In de vijf races die Renault nog reed met de RE20B wist Prost eenmaal op het podium te komen, de andere races haalde hij de finish niet. Arnoux haalde driemaal de eindstreep waarvan een vijfde plaats de beste was.
Hierna werd de RE20 vervangen door de RE30. Dit was geen doorontwikkeling van de RE20 maar een geheel nieuw ontworpen Formule 1-wagen. Tijdens het volgende grandprixweekend lezen jullie hoe het turbopoject verder ging en het uiteindelijk afliep voor Renault.