Gezondheidsraad: voorkeur Moderna- en Pfizervaccins bij jongere groepen
Het verdient de voorkeur om mRNA-vaccins (Moderna en BioNTech/Pfizer) in te zetten bij jongere groepen mensen die gaan worden uitgenodigd voor een eerste prik. Deze vaccins kennen een hogere effectiviteit en minder nadelen dan vectorvaccins (AstraZeneca en Janssen). Omdat de mRNA-vaccins nu volop beschikbaar zijn en het aantal corona-besmettingen nu relatief laag is, kan Nederland zich deze keuze in het vaccinatieprogramma veroorloven. Dat schrijft de Gezondheidsraad in een spoedadvies dat vandaag is aangeboden aan de minister van VWS.
De COVID-19-pandemie is in een andere fase terechtgekomen. Het aantal coronabesmettingen daalt al enige tijd gestaag en er zijn steeds meer mensen gevaccineerd. Bovendien is de beschikbaarheid van de mRNA-vaccins flink toegenomen. Daarnaast is bij het Janssen-vaccin dezelfde zeldzame ernstige bijwerking gemeld als bij het AstraZeneca-vaccin: trombose in combinatie met een laag aantal bloedplaatjes. De Gezondheidsraad heeft bekeken met welke inzet van vaccins het vaccinatieprogramma zo snel en effectief mogelijk kan worden uitgevoerd.
Bij jongere mensen, die nu aan de beurt zijn voor vaccinatie, is het risico op een ernstig beloop van COVID-19 klein. Het risico op de zeldzame bijwerking van vectorvaccins, die in verhouding vaker voorkomt bij jongere mensen, weegt daardoor des te zwaarder. Bij mRNA-vaccins is de nut-risicoverhouding gunstiger voor deze groep. Daarom verdient het de voorkeur mRNA-vaccins in te zetten bij jongere groepen die gaan worden uitgenodigd voor de eerste prik. Dat is, gezien de lage infectiedruk, de ruime beschikbaarheid van mRNA-vaccins en de hoge mate van bescherming die ze bieden, volgens de Gezondheidsraad het snelste en meest effectieve scenario binnen het vaccinatieprogramma.
Groepen die via reguliere kanalen moeilijk te bereiken zijn voor de tweede prik kunnen juist wel meer baat hebben bij het Janssen-vaccin omdat ze dan met één prik beschermd zijn. De Gezondheidsraad benadrukt dat het Janssen-vaccin voldoende effectief en veilig is.
Voor AstraZeneca blijft het advies: alleen inzetten voor mensen boven de 60 jaar. Omdat er geen nieuwe wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn ziet de Gezondheidsraad geen aanleiding om dat advies te herzien, zo meldt de raad in een spoedadvies dat ook vandaag is aangeboden aan de minister van VWS. AstraZeneca wordt alleen nog ingezet bij mensen die de tweede prik met dat vaccin krijgen. De raad acht het wenselijk dat te blijven doen. Het aantal meldingen van TTS na de tweede prik met AstraZeneca is aanzienlijk lager dan het aantal meldingen na de eerste prik. Bovendien zijn mensen zonder tweede prik onvoldoende beschermd en er zijn onvoldoende wetenschappelijke gegevens over de werkzaamheid en veiligheid van een mRNA-vaccin als tweede dosis na een eerste dosis AstraZeneca.