Patiënt met darmkanker vaak niet doorverwezen

Patiënten met darmkanker en een mogelijke erfelijke aanleg voor deze aandoening worden vaak niet doorverwezen naar een genetisch centrum voor verder onderzoek. Bij slechts 15,4 procent van de patiënten die doorverwezen moeten worden, gebeurt dit daadwerkelijk.

Dat meldt het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde zaterdag in een studie naar verwijzing van patiënten met darmkanker. Van 154 patiënten werd het familieverleden onderzocht op de kans op erfelijke darmkanker.

Donderdag riep de Europese Commissie de EU-lidstaten op om meer preventief onderzoek naar kanker te doen. De commissie wees erop dat kanker de tweede doodsoorzaak is in de EU. Borst-, baarmoederhals- en darmkanker zijn verantwoordelijk voor 32 procent van de sterfgevallen bij vrouwen en 11 procent bij mannen.

Ongeveer 10.000 Nederlanders per jaar krijgen darmkanker, meestal pas na het vijftigste levensjaar. "Ook het vroeg vaststellen van deze kanker leidt tot een hogere kans op genezing", stellen de onderzoekers, die verbonden zijn aan Ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede. Voor artsen is het moeilijk om erfelijke en niet-erfelijke darmkanker van elkaar te onderscheiden.

Volgens de onderzoekers kan genetisch onderzoek helpen bij het opsporen, genezen of zelfs voorkomen van de ziekte. "Als artsen een gestructureerde vragenlijst gebruiken zouden ze patiënten kunnen identificeren voor wie genetisch onderzoek nodig is."

Een persoon met een aantoonbare erfelijke genafwijking heeft meer dan 25 procent kans om voor het 70ste levensjaar darmkanker te krijgen, aldus de onderzoekers. Screening van de familieleden kan het aantal mensen dat hieraan overlijdt, verminderen. Familieleden van een patiënt met darmkanker kunnen bovendien laten onderzoeken of zij ook erfelijk zijn belast.