Minder animo om leraar te worden

De bereidheid om leraar te worden is sterk gedaald. Dat concludeert het ministerie van Onderwijs in de Onderwijsmeter 2008 die vandaag aan de Eerste en Tweede Kamer is gestuurd.

In tegenstelling tot voorgaande jaren, gaven minder mensen aan leraar te willen worden als zij de kans zouden krijgen. Een derde zou leraar in het basisonderwijs willen worden, tegenover 37 procent in voorgaande jaren.

Een vijfde zou aan de slag willen in het voortgezet onderwijs, tegenover een kwart vorig jaar. Dezelfde uitkomsten gelden voor de functie van leraar in het middelbaar beroepsonderwijs.

De helft wil geen leraar worden omdat zij zichzelf niet geschikt vinden voor het beroep of omdat het hen niet aanspreekt. Ongeveer een vijfde vindt de arbeidsvoorwaarden niet goed genoeg en ook een vijfde vindt de leerlingen te lastig. Onvrede over het beleid van de overheid of het schoolbestuur is volgens het rapport vrijwel nooit reden om niet het onderwijs in te gaan.

Dat mensen geen leraar willen worden, betekent volgens het rapport overigens niet dat ze geen respect voor het vak hebben. Zeven op de tien ondervraagden zegt veel of zeer veel respect voor de leraar te hebben.

De laatste jaren is het oordeel over het onderwijs volgens het ministerie niet sterk gewijzigd. Ouders met kinderen in het basis- en voortgezet onderwijs zijn volgens het rapport over het algemeen tevreden over het onderwijs. Basisscholen krijgen gemiddeld een 7,5, scholen voor voortgezet onderwijs gemiddeld een 7,3. Mensen zonder kinderen zijn over het algemeen kritischer over het onderwijs en geven cijfers tussen de 5,9 en 6,8.