Zuidtak Betuwelijn van de baan
De groei van het goederenvervoer over het spoor kan op andere manieren worden opgevangen. Netelenbos baseert haar besluit op onderzoek van Railned. Deze instantie bepaalt hoeveel treinen er kunnen rijden heeft de toekomstige afwikkeling van het spoorvervoer in Zuidoostelijk Nederland onderzocht. Ze zegde de studie al in 1999 toe, nadat de betrokken provincies, gemeenten en de Tweede Kamer hadden geconstateerd dat een visie op de ontwikkeling van het spoorvervoer in Gelderland, Brabant en Limburg ontbrak. De samenhang tussen de verschillende (nieuwe) spoorlijnen was niet helder.
Railned concludeert dat de capaciteitsproblemen (met name op de Brabantroute Roosendaal-Tilburg-Eindhoven-Venlo) waar het reizigersvervoer en het goederenvervoer mee te maken hebben, worden opgelost als de Betuwelijn (Rotterdam-Duitse grens) in 2005 klaar is. Vanaf 2010 doemen nieuwe problemen op, die door een herverdeling van het goederenvervoer over het etmaal zijn te ondervangen.
Aanpassingen
Met de aanleg van kleine stukken nieuw spoor en aanpassingen aan het bestaande net denkt Railned voorziene capaciteitsproblemen na 2015 en 2020 het hoofd te kunnen bieden. Ook zouden goederentreinen dan over meer zuidelijk gelegen routes moeten gaan rijden, zoals de IJzeren Rijn (Antwerpen-Duitsland via Limburg), die in ere zal worden hersteld. Netelenbos stelt op basis van deze bevindingen dat nieuwe spoorlijnen niet nodig zijn.
In 1999 toonde ze zich nog voorstander van aanleg van de zuidtak. In dat jaar schrapte de bewindsvrouw het plan voor de noordtak (Elst-Oldenzaal). Die was volgens haar overbodig omdat het hoofdtraject van de Betuwelijn en andere spoorlijnen de groei van het vervoer zouden kunnen opvangen. Nu ook de zuidtak om dezelfde redenen is gesneuveld, krijgt de Betuwelijn geen aftakkingen.