Massavernietigingskoffer

Ik ben mijn hele leven al laat, zoals je vorige week hebt kunnen lezen. Maar soms, heel soms, kan ik er zelf echt niets aan doen. Dan ligt er een verdacht pakketje in de buurt van een treinstation. Reden genoeg om half Noord-Brabant (of, zoals D66 liever heeft: Brabant) af te zetten, te laten omrijden of simpelweg te laten wachten. En wachten. En nog eventjes wachten. Op een koffertje.
Alle smoezen die ik ooit verzon om mijn verlate komst te vergoelijken waren beter. Ik kan het de zakenrelatie, die tevergeefs om 9.00 uur met een kopje thee op me zat te wachten, dan ook bezwaarlijk kwalijk nemen dat hij er werkelijk niets van geloofde.
‘Sorry dat ik laat ben, er stond een koffertje in een bushokje.’

Een klein sprintje volstond om de bus deze keer eens niet te missen. Doordat de chauffeur ook geen half werk afleverde, arriveerde ik keurig op tijd op Breda CS. Er was zelfs nog tijd om een yoghurtdrankje te degusteren. Daar stond ik dan op het perron. Vijf minuten te vroeg. De honderden medereizigers konden niet verhinderen dat ik baadde in een oase van rust. Tot ik werd opgeschrikt door een bekende vrouwenstem.
‘Er zullen geen treinen rijden van en naar Breda.’
Al het treinverkeer geannuleerd tot nader order. Reden? Een verdacht pakketje. Terwijl ik me te midden van de klagende en vloekende menigte gedwee naar buiten liet leiden, vroeg ik me af wat de kenmerken zijn van een verdachte koffer. Als er nu met koeienletters op staat dat de koffer twintig kilo dynamiet of gedegenereerd uranium bevat, dan begrijp ik het op zich nog wel. Maar een simpel zwart koffertje is toch niet per definitie verdacht? Welke koffers zouden dan niet verdacht zijn? Die van Nijntje of Hello Kitty?
Op straat was de politie druk bezig om het rampgebied af te zetten met roodwitte linten. Terwijl nietsvermoedende fietsers dringend werd verzocht rechtsomkeert te maken, snelden van alle kanten brandweerauto’s en ambulances richting de plek des onheils. Een neutronenbom verpakt in een zwart koffertje.

Enkele jaren geleden was er ook een hausse aan verdachte pakketjes op treinstations. Dagelijks werden we opgeschrikt door mogelijke aanslagen in Roodeschool, Anna Paulowna, Brunssum of eender waar de dartpijl op het hoofdkwartier van de internationale terreurorganisatie was geland. Geen gehucht was meer veilig voor clusterbommen en zenuwgas. Iedere weggewaaide plastic zak werd de verpakking van een hoeveelheid miltvuur waar de provincie Gelderland pardoes door zou worden uitgeroeid.
We kennen de desastreuze gevolgen van deze pakketjes. De enorme ravage die ze hebben veroorzaakt. Een ramp die zijn weerga niet kent. 
 
Nooit is er daadwerkelijk een bom ontpoft. Nimmer. Niet eens een trektouwtje. Er moest een professor, gespecialiseerd in de werking van visuele aandacht, aan te pas komen om het volk enigszins tot bedaren te brengen: ‘Een plastic tas is in principe gewoon een plastic tas’. Johan Cruijff had het niet helderder kunnen verwoorden. De verdachte objecten lagen er waarschijnlijk altijd, maar waar een verlepte handschoen voorheen gewoon naar de afdeling gevonden voorwerpen werd gebracht, was het in tijden van angst een potentieel massavernietigingswapen. En dus rukte het leger met groot materieel uit richting de verlepte handschoen.

Het was een tijdje rustig aan het verdachte pakketjes firmament, maar vandaag was het dus weer raak. Treinen en bussen stonden werkeloos te wachten tot de bomverkenner de seinen op groen zou zetten. En verkennen deed hij. Als een ware Sherlock Holmes observeerde onze hoop in bange dagen de vermeende atoombom van alle kanten, om er uiteindelijk achter te komen dat hij onvoldoende uitgerust was om dit hardnekkige pakket te doorgronden. Dus was het weer de beurt aan De Explosieven Opruimingsdienst Defensie om het oordeel te vellen. De natie hield de adem in. Vier uur lang.

Zo lang kon ik niet wachten. Ik dreigde veel te laat te komen op mijn belangrijke afspraak en belde ten einde raad mijn vriendin. Of zij me niet even kon brengen. Tien minuten later stopte de donkergroene bolide pal voor mijn neus, waardoor ik de schade gelukkig nog enigszins kon beperken.
Een gemaakte glimlach kon desalniettemin niet verbloemen dat de directieleden licht ontstemd waren over mijn verlate arriveren. Toen ik me excuseerde en naar waarheid verkondigde dat ik op een pakketje moest wachten, vertrokken de gezichtspieren alleen maar meer.

‘Laten we snel starten; pak de documenten er maar meteen bij.’
De documenten.
De documenten.
Die zitten
in mijn …
koffertje.

Slik.