Een heel rare maand

Het is afgelopen. Met de loopbaan in het onderwijs van Gramps. Veertien jaar duurde het, maar nu is het Schluss. Op 1 juli vlieg ik eruit. En dat is wennen. Een tweetal weken later word ik 65, maar ik denk niet dat me dan anders ga voelen. Natuurlijk zie ik het moment van afscheid nemen al een paar jaar dichterbij komen, maar enige zekerheid was er nooit. Dat ligt aan Den Haag. Men heeft een wet in voorbereiding die naar verluidt inmiddels in de Eerste Kamer ligt. Die wet schrijft voor dat men een ambtenaar, voordat de pensioendatum van 65 nadert moet vragen wat hij wil: stoppen met werken of doorgaan en zo ja, hoe lang. Maximaal tot 67. Bij het ABP gaat men er al van uit dat die wet er komt en geeft men prognoses over het pensioen bij doorwerken. Dat scheelt echt: ongeveer 3500 euro per jaar als je twee jaar langer werkt. Toch leuk geld als je nog 25 jaar leeft.

Helaas, die wet is er nog niet en dus grijpt men terug op een heel ouwe cao, de laatste die er is afgesloten, een jaar of 5, 6 geleden. In die cao staat wat er moet gebeuren als er geen wet is die iets anders regelt. Slechts de maand per jaar die erbij komt is geregeld, de rest blijft voorlopig bij het oude. En dat is een raar leven: niemand weet precies hoe en wat er geregeld moet worden. Het zou best kunnen gebeuren dat die wet er opeens doorkomt en dan is Gramps opeens weer aan zet. Maar dat gebeurde niet, zodat ik op 1 juli met pensioen ben. Middels een fpu-potje wordt er dan nog 1 maand salaris doorbetaald. Op 15 augustus gaat mijn pensioen in, zodat ik van ons eigen geld toch twee weken moet zien te overbruggen. Dat komt in ons geval gelukkig wel in orde, maar toch.

Onze afdelingsdirecteur vroeg me hoe ik mijn afscheid in het vat wilde gieten. Niks? Gewoon een slap handje voor de collega's en dan weg? Sommige mensen blijken daar de voorkeur aan te geven, maar dat is niet echt mijn stijl. Bij mij moet dat met een flash and a bang. Dat mag, er is budget voor vrijgemaakt. Mooi, ik zorg wel dat het geld op gaat. Veul meer dan dat zelfs. In de 14 jaar dat ik op dit ROC heb rondgeheisterd zijn er toch heel wat lieden langsgekomen die ik bij mijn afscheid nog een keer wil zien. Ook veel leerlingen en oud-leerlingen. Iedereen die van mijn aanstaande afscheid hoort wil erbij zijn. Dat belooft wat. We hebben zelf een grote familie, inclusief een rij pleegkinderen en vrienden. Het record schijnt honderd bezoekers op een afscheidsreceptie van een leraar te zijn, op deze school dan. Dat record gaat er zeker aan, maar daarvoor moet ik wel wat doen. Wat dan? Mijn oude stiel van schoolhofnar weer oppakken.

Ooit, in het papieren tijdperk hadden we een schoolkrantje dat werd gelezen door personeel en oud-personeel van de school. In dat krantje heb ik een paar jaar al het schoolgebeuren van ironisch commentaar voorzien. Dat soort dingen gaat meestal maar een beperkte tijd goed. Op een gegeven moment blijk je toch op een paar tenen te hebben getrapt. Dat geeft meestal niet, behalve als het de tenen zijn van iemand van het College van Bestuur of zoiets. Dan wordt je op een heel indirecte manier te verstaan gegeven dat je schrijfsels niet langer welkom zijn. Leuk als het krantje een paar maanden later ook wordt afgevoerd van het tableau. Causaal verband? Natuurlijk niet!

Tot het zover was heb ik me als hofnar kostelijk vermaakt. Ik nam zowat alles op de hak en had een grote schare dankbare lezers die geregeld met suggesties kwamen over onderwerpen die ik best eens mocht aansnijden. Met name de Haegse strapatsen zorgden vrijwel wekelijks voor dankbaar leesvoer. We hadden er een uitdrukking voor: LEO, wat stond voor leip en onuitvoerbaar. Leo betekent inmiddels iets anders, namelijk lomp en onbehouwen, maar dat terzijde. Een geliefkoosd onderwerp was een maatregel helemaal afkatten en meteen even aangeven wat die narigheid ging kosten en hoelang het ging duren voordat de maatregel weer buiten werking werd gesteld. Daar moet je als directie dan geen aandacht aan besteden, en dat is toch wel erg lastig als zowat iedereen de lachstuipen heeft. Einde oefening dus.

Maar men is het niet vergeten. Allerminst. Vandaar die flash and bang. Opa moet nog een keertje de boel op stelten zetten. Men wil desnoods wat lering, maar vooral vermaeck. Zuur mag het niet zijn, raak schieten mag wel. Dus ben ik al een maand aan het schrijven en poetsen. Met als hulpmiddel een ontzettend grote website vol aforismen. Ik heb er meer dan 10.000 gelezen en een selectie ervan gemaakt. Bert maakt van een deel ervan een Power Point, samen met een aantal filmpjes. De rest is voor mijn rekening. Ik ben zeer benieuwd hoe mijn verhaal overkomt. Zal men de dingen eruit oppakken die ik belangrijk vind? Zal men zich aan de verkeerde zaken stoten? En ligt dat dan aan mij? Ik kan niet wachten.

Op 27 juni gaan we los. Het duurt een minuut of twintig. Als het goed gaat kan ik best een paar maanden later worden gebeld met het verzoek om toch nog iets te komen doen. Als het fout gaat mag ik het in de private sferen uitzoeken. Niks doen is geen optie, ik vind lesgeven veel te leuk om al te stoppen. Dus dan ga ik bijles geven in wiskunde, maar vooral in rekenen. Daaraan is enorme behoefte, dus Gramps gaat zich niet vervelen. Alleen de volgorde is nog open voor discussie: Mijn vrouw het leven veraangenamen, vooral gezien het werk dat ze heeft met al die jongelui in huis. Columns schrijven. Wiskunde bedrijven. Motorrijden. We komen er wel uit.

Maar raar blijft het, die laatste werkmaand.