De liefde en ik
In mijn toilet heb ik Delfts blauw gekleurde bordjes hangen met spreuken, sommige grappig, andere raakt kant noch wal. Maar er is een spreuk die me iedere keer weer raakt als ik het toilethokje inloop: “Liefde is niet iemand zoeken om mee te leven, maar iemand vinden waar je niet zonder mee kunt leven.” Iedere keer wanneer ik het lees, denk ik, ja dat is het! Je moet niet zoeken naar iemand om mee te leven. Je moet iemand vinden die je absoluut niet kunt missen in je leven. Een partner met wie je echt alles wilt delen, zelfs je meest slechte kanten. Iemand van wie jij ook alle slechte eigenschappen koestert. Op het moment dat deze persoon er niet is, dat je dan zelfs het gesnurk mist, de scheten, zijn ochtendadem, of zijn irritante koppigheid. Liefde bestaat voor mij uit uitersten, hoge pieken en enorme dalen. Verscheurende pijn in je hart als je hem moet missen, intense euforie zodra je zijn stem hoort en zijn adem vlak bij jouw gezicht voelt. Maar vooral is liefde voor mij, dat je elkaar niet hoeft te missen. Dat je iedere dag deelt en iedere avond samen naar bed gaat, elkaar kunt aankijken en vol liefde de ander welterusten kunt wensen.
Maar helaas, je kunt niet alles hebben in dit leven. De liefde en ik zijn geen vrienden. Liefde schurkt af en toe tegen mij aan, tot de liefde weer door heeft hoe ik ben. Dan rent zij ervandoor en probeer ik er nog achter aan te gaan, maar dat is vaak onbegonnen werk. De liefde rent harder dan ik en ik heb het uithoudingsvermogen van een diepgevroren visstick; weinig indrukwekkend dus. En zo denkt de liefde er ook over, van een afstand moet ik dan toekijken hoe liefde verdwijnt achter de horizon. Soms stopt de liefde op een bepaald punt nog met rennen en kijkt om, met een medelijdend gezicht schudt de liefde dan haar hoofd en holt vervolgens hard verder. Daar sta ik dan weer, treurig en alleen. Triest, omdat de liefde niet genoeg om mij geeft om te kijken of ik de moeite misschien toch waard ben. Aan de andere kant vol begrip, want zelfs ik heb moeite met mezelf, dus hoe kan ik het de liefde kwalijk nemen. Hoogstwaarschijnlijk zou ik ook keihard wegrennen, als de liefde was zoals ik ben.
Momenteel schurkt de liefde weer tegen me aan en deze keer ben ik dichtbij. De liefde rent nu niet keihard weg, terwijl mijn hele hebben en houden bij hem open ligt. Vreemd genoeg verwacht ik iedere keer dat hij weg zal rennen, hij heeft alle reden. Maar de liefde doet dat deze keer niet. De liefde kijkt mij aan in mijn ogen, kijkt recht in mijn hart, ziet alle zwarte smurrie die erin zit en in plaats van rennen blijft hij gewoon staan. Pakt vervolgens een poetsdoek en veegt een aantal zwarte vlekken weg. De liefde kijkt zelfvoldaan naar het geleverde werk en heeft een twinkeling in zijn ogen. Kort daarna worden de ogen donkerder en zie ik dat hij walgt van de vlekken. Volgens mij wil hij ze allemaal wegvegen, maar ik denk dat het beter even kan weken in een sopje. Dan veeg je ze later in één beweging weg. Soms hebben vlekken een inweektijd nodig, terwijl andere vlekken makkelijk te verwijderen zijn. Hopelijk ziet de liefde wat er onder de vlekken zit en heeft hij door wat dit hart te bieden heeft.
Ik kan de stiekeme gedachte niet bedwingen, zullen de liefde en ik dan deze keer toch vrienden worden? Zal hij deze keer dan echt blijven staan? Zal het hart vol zwarte smurrie straks vlekkeloos zijn? Eigenlijk maakt het ook niet uit. Ja, natuurlijk wil ik graag dat hij deze keer blijft. Maar mocht hij toch uiteindelijk vertrekken, dan is mijn hart al wel wat schoner en misschien wat mooier om naar te kijken. En tenslotte de moeite waard om voor te blijven staan.