Lekker voelen

Geluk is sterk overgewaardeerd. Geluk laat je lui achteroverleunen in de zon. Doel bereikt, niets meer aan doen. Geluk is een eindpunt, het leidt tot niets. Gelukkig is geluk voor weinigen weggelegd. Althans langdurig. We kennen allemaal die momentjes, die tussenstationnetjes, waarop je er even aan mag ruiken. En op het moment dat je denkt: Ja, dit is geluk, is het alweer voorbij. Je wordt er stil van, van geluk, en dat is niet bepaald de bedoeling. Zeker niet voor een schrijver. Een gekwelde ziel, daar zit pas inspiratie in. Een ongelukkige jeugd, een gebroken hart, misdeeld zijn in de maatschappij, allemaal prachtige voedingsbodems om je pen krachtig voort te stuwen.

Geluk, dat is mooi voor een liedje. Over dat mooie meisje of die leuke jongen, een eigen huis, een plek onder de zon. Twee, drie minuten kun je erover vol zingen, that’s it. Voor het echte schrijfwerk zul je toch dieper moeten gaan. Naar de diepe krochten van de menselijke ziel. En de ellende die deze krochten veroorzaakt heeft. De prachtigste verhalen zijn geschreven vanuit het leed dat een mens allemaal kan overkomen. Een onbereikbare liefde, een vreselijke ziekte, drugsmisbruik, psychoses, natuurrampen, het kwaad dat oorlog heet of een stervende naaste. De hemel verhoede dat het je overkomt, maar woorden houden nu eenmaal van ellende.

Maar wat is dat eigenlijk, geluk? Een miljoen winnen in de loterij? Of dat het goed gaat met de kinderen? Of misschien dat je eindelijk van de sigaretten af kan blijven? Maar wat dan als je nooit gerookt hebt? Kijk, daar gaat het al fout, want ik weet vrijwel zeker dat mijn definitie van geluk anders is dan die van jou. Terwijl wij allemaal weten dat je geen geluk hebt als je ernstig ziek bent, failliet bent of als je lief je verlaten heeft. Leed is universeel, geluk niet.

Geluk bestaat bij de gratie van het tegenovergestelde. Neem een dakloze voor wie het bezit van een huis het ultieme geluk is. Zet daar de accountmanager met de tophypotheek die net ontslagen is tegenover. Wie is het gelukkigst? Ik durf het niet te zeggen. En hoe heet eigenlijk het tegenovergestelde van geluk? Ongeluk? Dan denk ik gelijk aan een crash op de A58 of iets dramatisch met een zaagmachine. Welk woord gebruik je voor de status die lijnrecht tegenover geluk staat? Een ruim scala aan idioom biedt de oplossing: van het milde ‘pech’ tot het zwaarwichtige ‘rampspoed’.

Is het niet zo dat geluk iets is dat we ons leven lang na moeten jagen? Zoiets als die goudpot aan het eind van de regenboog. Je kunt het bijna zien, maar het blijft ongrijpbaar. En het houdt ons mensen in beweging. Op weg naar geluk doen we grootse dingen, verzetten we bergen werk en schrijven we geweldige epistels. Daar heb je tenminste wat aan. Maar nooit voor lang. Want het kan altijd beter. Als je iemand hoort zeggen: “Dit is de gelukkigste dag van mijn leven”, weet je al dat hij of zij binnenkort weer opnieuw mag beginnen met zoeken.

Een getergde ziel is des schrijvers goudmijn. Maar voor mij werkt het niet. Of toch wel? De drama’s in mijn leven vloeien als olie mijn pen uit, maar als ik me ongelukkig voel, krijg ik ze niet op papier. Maar gelukkig zijn is zo’n groot woord. En daarom gebruik ik liever een andere term: lekker voelen. Ik voel me lekker als de zon schijnt, als ik goed geslapen heb, als ik net van de sportschool kom, als ik geld terugkrijg van de belasting, als mijn zoon weer een studiepunt heeft gehaald en ga zo maar door. Lekker voelen biedt zo veel meer kansen dan geluk. Ik schrijf het liefst als ik me lekker voel en dat is gelukkig erg vaak. En die andere momenten? Ach, die dienen dan ter inspiratie. Want wat heb je nou helemaal te melden als je gelukkig bent?

Dat lekker voelen kent trouwens ook een andere kant, zo bewijst mijn echtgenot. “Ik voel me niet zo lekker”, deelt hij mee. Ik plaats allebei mijn handen op zijn onwaarschijnlijk goedgelukte achterwerk. “Nou,” constateer ik, “ik voel jou anders wel heel lekker!” Hij lacht, ik lach en houd mijn handen nog even waar ze zijn. Het lijkt warempel wel een geluksmomentje.