Nederwaard: Hoedjesdag
Op dinsdagochtend schrijft LvanLier over de gebeurtenissen in de fictieve provinciestad Nederwaard. Het Hollandse politieke, culturele en maatschappelijke landschap in het klein. De vorige aflevering lees je hier.
“Nee dank je, Kirsten, doe toch maar gewoon een koffie-verkeerd.” Luc vam Lier zat er nog wat bleekjes bij, op het terras van Brasserie Hans, maar toch wees hij de suggestie om iets sterkers te nemen van de hand. Hij was nog niet helemaal fit, maar het herstel was gewoon een kwestie van tijd, had de dokter hem verzekerd. Het was een mistige dag, en de presentatie van de nieuwe Gemeentebegroting was -ondanks de ieder jaar nog bespottelijker wordende hoedjes van de aanwezige dames- maar een saaie vertoning geweest. Logisch ook, want het wilde met de vorming van een nieuw gemeentebestuur niet best vlotten. De vaart was eruit, zeg maar. Naar verluidt dreigden de onderhandeldingen af te springen op de eis van Tjeerd Schilders, die namens het Platform Voor Veiligheid steeds harder begon te roepen dat de instroom van kansarme criminelen van de overzijde van het Bantij een ferm halt moest worden toegeroepen. Zijn gesprekspartners vreesden, dat hun achterbannen met al te rigoureuze maatregelen niet zouden instemmen. Hoe meer tijd er verstreek, hoe vager onderhandelingsleider Ivo Langbeen deed over de datum waarop de handtekeningen gezet zouden kunnen worden.
Het demissionaire gemeentebestuur had toch maar een begroting voor het komende jaar in elkaar geflanst. Immers, de bodem van de gemeentekas was in zicht, aldus de demissionaire coalitieleider Peter Jan van der Lende, dus er moest hoe dan ook worden gesneden in de uitgaven. Zoals gebruikelijk in tijden van krapte was het gemeentepersoneel als eerste de dupe. De salarissen bevroren, de bonussen vervallen en het aantal banen ingekrompen. Luc had dat plan in een artikel in de Nederwaardsche Courant al bekritiseerd. “Fantasieloze dommigheid, waardoor de dienstverlening aan de burger nog verder onder druk zou komen te staan.” Maar er werd meer bezuinigd. De bijdrage die ouders voor de Gemeentelijke Kinderopvangregeling zouden moeten betalen werd volgens de plannen fors verhoogd. Tot grote woede van Femmy Bakema van LinksMilieu. Die riep tegen iedereen die het maar horen wilde, dat die verhoging zou betekenen dat huisvrouwen weer terug naar het aanrecht en de kinderkamer werden gestuurd. Totdat Sander Regbolt van de Democraten77 haar fijntjes toesiste dat ze niet moest zeuren. Immers, de maatregel zou ook gevolgen hebben voor de kosten van de opvang van haar tweelingdochters, en je moest de politiek nooit misbruiken om je eigen zakelijke privébelangetjes even te regelen, had de hervormingsgezinde liberaal opgemerkt. Chagrijnig had Femmy er de rest van de dag het zwijgen toegedaan. In gedachten verzonken roerde Luc zijn koffie. Het was maar een rare dag, vond hij.
Want ook op de krant heerste een rare stemming. Gregor Nekslag, die dagelijks een cartoon aanleverde, had een raar bericht van het Openbaar Ministerie gekregen. Nadat hij twee jaar geleden van zijn bed was gelicht en in een politiecel was gesmeten omdat Justitie vond dat hij met zijn cartoons meermalen de grenzen van de wet had overschreden, was het stil geworden. Van de strafzitting die Gregor in het vooruitzicht was gesteld, wilde het maar niet komen. En opeens dan die brief. Een brief die nota bene door Femmy Bakema aan de krant was doorgespeeld. Het Openbaar Ministerie zag af van rechtsvervolging, maar bleef wel beweren dat de spotprenten strafbaar waren. Luc vond het onbegrijpelijk: een verdachte niet de gelegenheid geven om zich voor de rechter te verantwoorden, maar wel blijven roepen dat die verdachte fout zat. Ongehoord. De sterverslaggever van de Nederwaardsche Courant had zelfs veiligheidswethouder Bert Hirtz Walling opgebeld om hem eens aan de tand te voelen over de gang van zaken. Een onsamenhangend kletsverhaal was het antwoord. Iets over eigenstandigheid van het opsporingsapparaat. Over het belang van wederzijds respect in de samenleving. Luc vond het maar geneuzel. De persvrijheid beknot door een incompetent stelletje moraalridders… Maar goed, het bleef afwachten, op welke manier Gregor Nekslag nog wraak zou nemen.
Opeens stond Bert van Vliet bij Luc aan tafel. Of hij er even bij mocht komen zitten. Luc knikte. “Meneer van Lier, ik twijfel.” Beleefd informeerde Luc, waar die twijfel dan betrekking op had. Niet dat Luc ook maar de minste sympathie voor Van Vliet kon opbrengen, trouwens. Van Vliet had zich altijd opgeworpen als dé fatsoensrakker van de Christelijke Democraten Alliantie. Over het gezin dat de hoeksteen van de samenleving was. Toen hij wethouder voor veiligheid was, had hij een oekaze rondgestuurd. Over dat politiemensen geen seksuele relaties met collega’s mochten hebben zonder dat aan de hoofdcommissaris te melden. Maar Van Vliet was vrij kort daarna lelijk door de mand gevallen. Hij bleek in een affaire te zijn verwikkeld met een blonde hoofdagente, was door zijn echtgenote de deur uitgezet en had zijn intrek genomen in een leegstaande cel op het politiebureau. Nee, zo’n fatsoensrakker die dan zelf lelijk buiten de pot piest, daar moest Luc niets van hebben. Maar een primeur voor de krant hing in de lucht. “Meneer Van Lier, ik twijfel. Zou ik misschien niet toch maar moeten opteren voor het fractievoorzitterschap van mijn partij?” Luc verslikte zich in zijn koffie, met een enorme hoestbui tot gevolg. Met veel moeite wist hij nog iets uit te brengen over de hypocrisie die hoogtij vierde bij de CDA. Over dat zelfs zijn lieve oude moeder in tranen was uitgebarsten toen ze van de affaire had gehoord, zo had ze zich geschaamd voor de partij waar ze haar hele leven trouw op had gestemd. “Maar meneer Van Lier, het gebeurt toch wel vaker dat mannen zwichten voor de charmes van een mooie dame?” Lachend legde Luc de gevallen politicus uit, dat dat vreemdgaan als zodanig niet het probleem was. Immers naar schatting 20 tot 99 procent van de getrouwde mannen ging vreemd, maar als zedenprediker hoog van de toren blazen dat men deugdzaam moest leven en dan de koffer induiken met een ondergeschikte politievrouw, nee, dat zou Luc de politicus altijd blijven nadragen. Beledigd stapte Bert van Vliet op. Een come-back in de knop gebroken…
Luc rekende af en deelde een flinke fooi uit wegens de altijd voortreffelijke service. Tijd om naar de krant te gaan. Hij vond het heerlijk om weer aan het werk te zijn. Er lagen nog wat stukkies die moesten worden afgerond. Tijdens zijn wandeling naar het redactiegebouw passeerde hij de Sint Vituskathedraal. Daar viel zijn blik op een openstaande deur. In de schemering van het voorportaal was een gestalte te ontwaren. Gehuld in een habijt was die een stoel geklommen, en gluurde over de deur van het jongenstoilet. “Hé, wat moet dat!” riep Luc. De gluurder verloor zijn evenwicht en kwam met een daverende klap ten val. Een vloek kwam over zijn lippen. Luc herkende de stem. Pastoor Gijssens… De gevallen geestelijke krabbelde overeind, keek Luc indringend aan, en zei “Ik bied je vijfduizend euro.”