Wintermoeheid
Dit jaar blijf ik dus gezellig binnen, in een oude kamerjas (zonder twee motten weliswaar) en met een warmwaterkruikje aan mijn kille voeten. Als doorwinterde twintiger kom je heden ten dage wel wat tegen, zodat enkele weken binnenblijven in deze vrieskou enkel maar aan te raden is. Misschien moest ik van deze kilte profiteren om me achter de warme gloed van mijn computerscherm te nestelen en een of ander literair misbaksel uit mijn vingers te slaan, doch daar had ik die dag weinig zin en bovendien geen inspiratie voor.
Ik stond op van de tafel, gooide m'n natte krant waar ze vliegen wou en ging zitten voor het televisietoestel, dat ik niet aanzette omdat ik de laatste jaren een gloeiende hekel heb ontwikkeld voor het ridicule gezeik dat men erop aantreft. Het kijken naar mijn eigen spiegelbeeld in de reflectie van mijn splinternieuwe JVC-flatscreen, maakte me wat misselijk. Het ligt niet aan mij, maar het feit dat de flatscreen splinternieuw is, doet me kokhalzen van miserie. Ik had weinig inspiratie die dag, dus ging ik weer een kop koffie halen en kapte het zwarte, vloeibare goud over het scherm en dacht dat het zo wel betert.
De toon voor deze dag bleek gezet te zijn en ik vroeg me af waar het heen moet in deze verwarde tijden. Het zijn tijden waar een mens geen moer aan uit kan. Wie kan tegenwoordig nog een zestienjarig pubermeisje onderscheiden van een vierentwintig jaar oude dame? Nou, ik begin er wat problemen mee te krijgen. Niet omdat ik een volslagen idioot ben, verre van zelfs, maar de beelden die ik soms te zien krijg zijn als het ware beelden weggelopen uit een of andere puberale MTV-episode. Waarom kunnen deze kinderen geen kind meer zijn en moeten ze net als Britney half-naakt en als Jack Osbourne half stoned deze wereld inwandelen? Ik begreep het niet en voor de derde maal liep ik naar mijn koffiezetapparaat, dat ik ooit nog van mijn teergeliefde moeder kreeg, vulde een kop, liep naar m'n voordeur en kiepte daar het vocht voor mijn voeten en op het hoofd van onze liefste postbode uit. Ik had schijt aan de wereld zoals hij zich nu voordeed en iedereen zou het geweten hebben, zelfs mijn postbode, die me even dreigde op mijn bek te slaan, maar dat lukte hem niet. Ik had namelijk de avond voordien een emmer water voor mijn voordeur leeggegoten en met dit lekkere vriesweer kun je daar inderdaad soms de gevolgen van zien en voelen. Toen mijn postbode zijn weg naar de grond in werking zette, sloeg ik de deur dicht terwijl ik nog het woord 'sukkel' achter hem aan slingerde. Ik twijfelde even of ik hem nog een schop zou verkopen, maar daar was de ijspiste voor mijn voordeur net iets te glad voor. Ik kon het als literair genie nu eenmaal niet maken van op mijn bek te gaan. Zeker niet in het bijzijn van die idioot die telkens geen post bij me komt binnenwerpen.
Een koude tocht volgde me naar binnen toen ik de deur achter me sloot en ik dacht dat ik misschien wel nooit in de hemel zou raken, maar wat deed het er allemaal toe? Alles was toch al verloren...
Ik besloot die dag toch minder te vloeken en begon alvast op goede voornemens te denken voor het komende jaar. Minder koffie verspillen was er één van.