Film: The Men Who Stare at Goats
Journalist Bob Wilton (Ewan McGregor) wordt gedumpt door zijn vrouw Debora (Rebecca Mader) en van ellende besluit hij te doen wat mannen met een gebroken hart al sinds het begin der tijden doen: Hij zoekt de oorlog op. De Irakoorlog in dit geval. Hiermee wil hij Debora (en zichzelf) bewijzen dat hij geen watje is. Al snel ontmoet hij de nogal excentrieke ex-militair Lyn Cassady (George Clooney) die hem op sleeptouw neemt om, zo blijkt, de leider van zijn voormalige eenheid, Bill Django, te vinden. Wat volgt is een krankzinnige reis door Irak afgewisseld met een zo mogelijk nog krankzinniger relaas over de ontstaansgeschiedenis van de geheime paranormale (!) legereenheid waar Lyn ooit deel van uitmaakte.
Hoe maak je een film waarin een scène past waarin een soldaat een geit probeert dood te staren? Simpel, je baseert je op een non-fictieboek. In dit geval eentje van journalist Jon Ronson over de geheime eenheid van het Amerikaanse leger die zich in de jaren tachtig bezighield met paranormale methoden van oorlogsvoering. Dat is wat acteur en regisseur Grant Heslov heeft gedaan met de oorlogskomedie The Men Who Stare at Goats. Zo absurd als de film is, zo waarheidsgebaseerd is hij: Een eenheid die geloofde dat je met staren geiten kunt doden heeft echt bestaan! De bekende martelmethode waarbij verdachten urenlang naar snoeiharde metal moeten luisteren, schijnt hier haar oorsprong te vinden.
Het basisgegeven van de paranormale eenheid is even bizar als briljant. Het verhaal daarentegen (Cassady, met Wilton in zijn kielzog, is op zoek naar Django, vindt deze en dan komt de finale waarin de slechterik verslagen moet worden) is voorspelbaar en dient puur als kapstok voor allerlei zonderlinge situaties. Op zich geen ramp, het is immers een komedie. Wat erger is, is dat de film inzakt na de zoektocht naar Django. Dit komt door het heerlijke samenspel tussen de duidelijk van zijn rol genietende Clooney en een goed tegenwicht biedende McGregor. De scènes tussen de van zelfvertrouwen blakende ex-militair Cassady en de timide en bangelijke journalist Wilton zijn over het algemeen een groot genot om naar te kijken waardoor alles wat erna komt haast wel tegen móet vallen. De scène waarin Cassady tijdens het autorijden een wolk wegkijkt en vervolgens tegen een stuk steen botst en Wilton verleidt tot het schitterende “Gees, you had like the whole dessert to drive in, Lyn” is van hoog droogkomisch niveau. Net als het moment dat Cassady Wilton vertelt over de Dim Mak (dodelijke aanraking) die iemand het leven kostte... na achttien jaar. In tegenstelling tot de briljante en 'loony' Clooney speelt Jeff Bridges een weinig geïnspireerde rol als New Age-aanhanger bij uitstek en leider van de eenheid Bill Django. Voor wie wil genieten van Bridges als hippie kan beter naar de briljante Coen brothers-film The Big Lebowski kijken dan naar deze herhalingsoefening. Ook de door groot acteur Kevin Spacey gespeelde slechterik Larry Hooper is maar mondjesmaat de moeite. Aan Spacey ligt dit niet. Naarmate er meer paranormale karakters bijkomen, wordt de film te karikaturaal om echt grappig te zijn.
Het (ver)wonderlijke gegeven van de paranormale legereenheid en het fijne spel van en tussen McGregor en Clooney maken dat de mondhoeken niet omlaag hoeven. Integendeel, er zijn genoeg hilarische scènes. Dat de film in het laatste deel inzakt door minder grappige momenten in een minder geslaagde plot en dat Bridges en Spacey niet echt overtuigen in het neerzetten van hun rollen is geen onoverkomelijk probleem. Een geweldige Clooney tilt de film namelijk hoogstpersoonlijk uit het middelmaatniveau.