Vrijspraak vrachtwagenchauffeur van gevaarlijk rijden
Het gerechtshof Den Haag heeft vandaag een vrachtwagenchauffeur vrijgesproken van gevaarzettend rijden, zoals bedoeld in art. 5 Wegenverkeerswet. De verdachte was chauffeur van een vrachtwagen met 17.000 kg belading. Door de kracht van een botsing van zijn vrachtwagen met de vóór hem rijdende vrachtwagen, schoof de lading van zijn wagen naar voren en drukte de cabine van het chassis. De vaste bijrijder van de verdachte raakte bekneld en overleed ter plaatse aan zijn verwondingen.
Het gerechtshof heeft niet vastgesteld dat de verdachte een verkeersfout heeft gemaakt en strafrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Buiten zijn toedoen moest de vrachtwagen die vóór de verdachte reed een noodstop maken. De voldoende afstand die de verdachte had aangehouden, was, toen hij zelf moest remmen, te kort geworden om de botsing te voorkomen, omdat hij zojuist in zijn spiegels had gekeken (spiegelen).
Er was sprake van een normale verkeerssituatie. Het gerechtshof is van oordeel dat bij een normaal verkeersbeeld chauffeurs voor wat betreft het afstand houden niet steeds en altijd rekening hoeven te houden met een calamiteit, zoals een noodstop. Verder vindt het gerechtshof dat het ‘spiegelen’ dat de verdachte deed, een noodzakelijke handeling is die bijdraagt aan de veiligheid in het verkeer en in deze zaak niet kan gelden als gevaarzettend.
Het gerechtshof begrijpt heel goed dat door de dodelijke afloop van het ongeval aan de nabestaanden onherstelbaar en onnoemelijk leed is toegebracht. Het is echter zo dat de (verschrikkelijke) gevolgen van verkeersgedrag niet bepalend zijn bij de beoordeling van art. 5 Wegenverkeerswet.
De kantonrechter had de verdachte eerder ook vrijgesproken. De advocaat-generaal eiste een veroordeling, omdat verkeersfouten zouden zijn gemaakt, en de oplegging van een taakstraf van 60 uren alsmede een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden.