Obama gaf aanzet tot nucleaire veiligheidstop

Op 24 en 25 maart heeft in Den Haag de derde Nuclear Security Summit plaats. Het startschot voor deze reeks topconferenties over nucleaire beveiliging werd op 5 april 2009 in Praag gegeven door de Amerikaanse president Barack Obama, drie maanden na zijn inauguratie. Hij hield een toespraak in de Tsjechische hoofdstad met nucleaire ontwapening als hoofdthema.

Obama sprak in zijn rede zijn zorgen uit over de zwarte handel in nucleair materiaal en nucleaire kennis. Volgens de president zijn terroristen vastberaden een kernwapen in handen te krijgen en hij stelde vast dat het wereldwijde non-proliferatiebeleid steeds verder onder druk kwam te staan: "We moeten ervoor zorgen dat terroristen nooit een kernwapen in handen krijgen. Dit is de meest directe en grootste bedreiging voor de wereldwijde veiligheid. (...) We weten dat er wereldwijd nucleair materiaal onbeveiligd ligt opgeslagen. Om onze bevolking te beschermen moeten we niet langer wachten, maar doelmatig handelen."

Obama kondigde aan dat de Verenigde Staten ernaar streven om samen met de internationale gemeenschap al het kwetsbare nucleaire materiaal op de hele wereld binnen vier jaar beter te beveiligen. "We gaan nieuwe standaarden afspreken, onze samenwerking met Rusland uitbreiden en nieuwe samenwerkingsverbanden zoeken om dit gevoelige materiaal veilig op te bergen. (...) We moeten beginnen met het organiseren van een Topconferentie over Nucleaire Veiligheid, waar de VS het komende jaar gastheer voor zullen zijn."

De president hield woord. Op 12 en 13 april 2010 had in Washington de eerste Nuclear Security Summit plaats. In totaal namen 47 landen deel aan de top. De Europese Unie, het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie en de Verenigde Naties stuurden ook een delegatie. Er werd afgesproken nucleair materiaal zo goed mogelijk te beveiligen en de dreiging van nucleair terrorisme in te perken. Om dit tot een succes te maken moesten er op nationaal niveau maatregelen worden getroffen. Maatregelen die onder andere werden voorgesteld waren het beter beveiligen van plutonium en hoogverrijkt uranium - materialen die zeer geschikt zijn voor een kernwapen - het ombouwen van kernreactoren voor het gebruik van laagverrijkt in plaats van hoogverrijkt uranium en het zoeken naar productiemethoden voor medische isotopen waar geen hoogverrijkt uranium voor nodig is.

Verder werd aangedrongen op meer internationale samenwerking, onder andere door kennis te delen. In de slotverklaring wordt ook gewezen op het belang van samenwerking tussen overheden en industrie. Het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAEA) speelt bij deze samenwerking een belangrijke rol. De deelnemende landen concludeerden dat nucleair terrorisme een serieuze bedreiging vormt en dat dringend handelen vereist is.

Twee jaar later, op 26 en 27 maart 2012, vond in het Zuid-Koreaanse Seoul het vervolg plaats. Regeringsleiders van 53 landen en delegaties van de VN, het IAEA, de EU en Interpol bespraken de vooruitgang die sinds Washington was geboekt.

In de slotverklaring van de conferentie werd nogmaals gewezen op het belang van internationale en regionale samenwerking. Het IAEA kreeg daarbij een centrale rol toebedeeld. Daarnaast werd aangedrongen op het ratificeren van enkele verdragen, waaronder de geamendeerde Conventie voor de Fysieke Bescherming van Nucleair Materiaal (CPPNM), die in 2014 in werking moet treden. Dertig landen, waaronder Nederland, hebben daar nog altijd hun handtekening niet onder gezet.

In totaal worden in het communiqué elf aandachtsgebieden opgesomd waarop vooruitgang moet worden geboekt. Naast de punten die werden besproken in Washington - extra aandacht voor de beveiliging van nucleair materiaal, de strijd tegen de zwarte handel, veiligheid tijdens transport en betere internationale samenwerking - worden ook enkele nieuwe punten genoemd. Een daarvan is de verdere ontwikkeling van nucleair forensisch onderzoek, waarmee de herkomst van nucleair materiaal kan worden achterhaald. Onderzoeksresultaten kunnen vervolgens weer dienen als bewijsmateriaal in rechtszaken.

Een tweede punt is informatiebeveiliging. In de slotverklaring staat dat het belangrijk is te voorkomen dat kwaadwillenden 'informatie, technologie of expertise over nucleaire materialen in handen krijgen of nucleaire materialen voor kwaadaardige doeleinden gebruiken'. Landen worden daarom aangemoedigd maatregelen te nemen die dit onmogelijk maken. Tegelijkertijd wordt er op aangedrongen om samen met wetenschappers en de industrie op zoek te gaan naar oplossingen voor het probleem van informatiebeveiliging.

In de tekst wordt ook gewezen op het verbeteren van de veiligheid van computersystemen. Dat dit een relevante kwestie is, blijkt wel uit het opduiken van de Stuxnet-worm, enkele maanden na de top in Washington. Eind november 2010 werd bekend dat Stuxnet computersystemen van Iraanse nucleaire installaties had geïnfecteerd. De toenmalige Iraanse president Mahmoud Ahmadinejad gaf toe dat de worm schade had aangericht aan centrifuges die gebruikt worden voor uraniumverrijking. Vermoed wordt dat de cyberaanval het werk was van de VS en Israël.

Gastland Zuid-Korea bracht, met de ramp bij de Japanse kerncentrale Fukushima van 11 maart 2011 in het achterhoofd, twee nieuwe punten in: het gevaar van een 'vuile bom' of sabotage van nucleaire installaties en de integratie van veiligheidsmaatregelen - het voorkomen van ongelukken - en beveiligingsmaatregelen - het voorkomen van doelbewuste aanvallen.

Tenslotte werd besloten om in 2014 in Den Haag de volgende top te organiseren.