VN-inspecteurs: vijf chemische aanvallen Syrië
Op nog eens vier plaatsen in Syrië zijn hoogstwaarschijnlijk chemische wapens gebruikt. Dat concludeert het VN-onderzoeksteam dat eerder al vaststelde dat in augustus in het bij Damascus gelegen Ghouta het gifgas sarin was ingezet.
De inspecteurs die door de Verenigde Naties met het onderzoek zijn belast hebben zeven verdachte locaties onderzocht. De Zweedse hoogleraar Ake Sellström en zijn ploeg kunnen van twee daarvan niet met zekerheid zeggen of er chemische wapens zijn gebruikt. Voor de overige vijf plaatsen vonden Sellström en co wel overtuigend bewijs.
De inspecteurs wijzen geen schuldige aan. Die taak is hun door de VN niet opgedragen.
Het rapport dat het onderzoeksteam donderdag heeft uitgebracht noemt het gebruik van chemische wapens in de hoofdstedelijke buitenwijk Jobar en in Ashrafiah Sahnaya op het platteland even buiten Damascus zeer waarschijnlijk. Ook in het noordwestelijke Saraqueb en in het bij Aleppo gelegen Khan al Assal is het verboden wapentuig volgens de inspecteurs ingezet.
De rebellen en het Syrische leger spreken geen van beiden tegen dat er chemische wapens zijn gebruikt in Khan al Assal. Ze geven elkaar de schuld. Het regeringsleger beticht de opstandelingen ervan zich van gifgas te hebben bediend in Jobar en Ashrafiah Sahnaya. De Britse en Franse regering wezen de inspecteurs op de inzet van chemische wapens in Saraqueb.
In september concludeerde het VN-team al dat Ghouta was bestookt met raketten die sarin bevatten. Die aanval bracht de Amerikaanse regering er bijna toe over te gaan tot militair ingrijpen in de Syrische burgeroorlog.