Beroepszaak Sahar dient 30 maart

Het hoger beroep in de zaak van het Afghaanse meisje Sahar en haar familie wordt op 30 maart door de Raad van State behandeld. Dat laat de hoogste bestuursrechter dinsdag weten.

De rechtbank in Den Bosch bepaalde vorige maand dat minister voor Immigratie en Asiel Gerd Leers (CDA) zijn besluit om de verblijfsvergunning te weigeren beter moet motiveren. Leers ging in hoger beroep. Hij wil van de Raad van State weten of herhaaldelijk procederen, met langdurig verblijf en verwestering tot gevolg, reden moet zijn voor verblijf. Leers vindt de zaak niet bijzonder genoeg om een uitzondering te maken.

De ouders van Sahar en hun drie kinderen van 11, 14 en 16 jaar vroegen Leers op 17 november om een verblijfsvergunning, wat een week later werd afgewezen. Het gezin is al 10 jaar in Nederland. Het gezin vreest niet zonder gevaar te kunnen terugkeren naar Afghanistan omdat ze zijn verwesterd. Sahar denkt bovendien niet dat ze nog kan aarden in het Afghaanse schoolsysteem.

De rechtbank in Den Bosch bepaalde 20 januari dat Sahar Hbrahimgel en haar familieleden uit het Friese Sint Annaparochie Nederland voorlopig niet mogen worden uitgezet. Leers ging in beroep te gaan om 'zorgvuldig te kunnen zijn naar andere Afghaanse meisjes, die al geruime tijd in Nederland zijn'. Hij wil een 'consistent en rechtvaardig' vreemdelingenbeleid voeren.

De PvdA liet weten 'ontzet en verbijsterd' over de beslissing van Leers. "Dit is gewoon een PVV-beslissing", zei Kamerlid Hans Spekman. De voltallige oppositie in de Tweede Kamer deed vorig jaar een beroep op Leers om te voorkomen dat Sahar wordt uitgezet.