De dorpsvedette

De afgelopen weken begonnen de Nederlandse profvoetbalclubs met de voorbereidingen op het nieuwe seizoen. Transfergeruchten, discussies over spelsystemen en posities, hoop op succes, veel trainen en oefenduels spelen tegen amateurclubs. Dat is het kenmerk van de voorbereiding, die het land bezig houdt. Maar niet het hele land. Hier in de plaats waar ik woon, kan het niemand wat schelen of Karim Saidi de verdediger is die Feyenoord zocht of wie de rechtsbuiten van Ajax moet worden. Hier telt slechts de plaatselijke voetbalclub en de vedette van die club. Die vedette, dat ben ik.

Al op mijn zesde begon ik met spelen voor onze dorpsclub, waarna ik op vijftienjarige leeftijd werd gescout door Sparta. Na drie seizoenen in de Sparta-jeugd kreeg ik geen contract aangeboden voor het eerste elftal. Daarop meldde ik me weer aan bij mijn eigen club, die me dankbaar aan de eerste selectie toevoegde. Ze hebben er geen spijt van gehad. Vijf seizoenen later spreken de cijfers boekdelen. Liefst twee maal wist mijn club met mij te promoveren en ik had slechts 107 duels nodig om 100 doelpunten te maken. Inmiddels staat de teller op 123, gemaakt in 130 duels. Een clubrecord.

Destijds wist ik het mooi te verwoorden. Ik kwam weer terug omdat mijn maatschappelijke carričre de voorrang kreeg boven een onzeker bestaan in de marge – want, met alle respect, daar acteert Sparta toch – van het profvoetbal. Slechts de echte kenner weet dat Sparta in de zomer van 1999, want destijds speelde het, nog een eredivisieploeg was. En slechts de mensen die mij kennen weten dat die maatschappelijke carričre niet meer om het lijf heeft dan het zijn van verkoper in een obscure platenzaak, die nota bene niet van mij maar van een vriend is. We hebben slechts heel specifieke klanten, die “Alien Lanes” van de groep Guided By Voices komen kopen of komen vragen naar de in Nederland opgenomen liveplaat van Willard Grant Conspiracy. Dat u het maar weet.

Eén keer in de week ontsnap ik aan dat vrij normale leventje van me. Dat is op zaterdagmiddag, tussen twee uur en half vier. Het begint al met mijn warming-up, waarin ik het publiek vermaak met wat leuke schijnbewegingen. De pupil van de week wil altijd aan mijn zijde het veld op, ik ben namelijk de vedette en het idool van de plaatselijke voetballende jeugd. Wie mijn spel analyseert, ziet snel waarom. Ik heb een fantastische techniek en een zeer fijne trap. Bovendien is mijn inzicht meer dan gemiddeld. Aan de andere kant zijn mijn tekortkomingen, de echte reden waarom ik Sparta moest verlaten, ook duidelijk waarneembaar. Mijn loopvermogen is gebrekkig en mijn inzet laat te wensen over. Ik ben al helemaal geen trainingsbeest en doe in duels weinig meer dan strikt noodzakelijk. Ik maak echter wel de acties waar de mensen op wachten en maak de doelpunten die mijn team nodig heeft.

Ik adem in het veld ook de grandeur van de vedette uit. Het shirt met nummer 10 zit al jaren vastgeroest aan mijn rug, het haar hangt naar Italiaans voorbeeld lang in de nek. Om te voorkomen dat het voor mijn ogen gaat dansen, heb ik een modieus touwtje of haarbandje bij me. Een strak geschoren ringbaardje siert mijn gezicht, een kettinkje en polsbandje sieren mijn lichaam. De voetbalschoenen zijn wit, zoals het hoort.

Tijdens wedstrijden praat ik veel met de scheidsrechter en wil ik wel eens een theatraal duikje maken. Goed voor de show en ik ben een zekerheid met strafschoppen. Bovendien is mijn vrije trappen-ratio hoger dan die van David Beckham. Na een kwartier weet ik vaak al wat het wordt. Vooral als het druilerig weer is, wil ik wel eens een wedstrijdje laten lopen. Dan maak ik in beide helften één schitterende actie, zodat het publiek nooit zal zeggen dat ik niks doe. Mijn teamgenoten zullen balen, maar ach, zij zijn vooral figuranten op mijn show. Zo zet ik ze ook subtiel neer. Als de bal niet in mijn voeten komt, zal ik wat meewarig het hoofd schudden. Op die manier verbloem ik mijn eigen gebrek aan loopvermogen en zwakke conditie, door de aandacht te vestigen op de matige trap van de ander. Ze moeten het maar accepteren.

Want, op de dagen dat ik het op mijn heupen heb, ben ik degene die ze naar de zege leidt. Nooit via een intikker, die laat ik aan de zwoeger naast me. Ik maak de mooie goals. De dribbels, de onmogelijke schoten, de vrije trappen, de lobjes. Ik maak de acties. De schaar, de hakjes. Het publiek smult er van. Ze scanderen mijn naam. Ik geniet er van, met volle teugen. Vooral als de zon schijnt, de dames kortgerokt langs de lijn staan en de opponent bestaat uit elf spelers die familie van elkaar zijn en stinken naar de plaatselijke slagerij.

Na de wedstrijd, in de kantine, gaat de show nog even door. Ik geef eens een rondje, hoewel ik het amper kan betalen. Geeft niets, ik krijg er zeker vier terug. Ik ga eens op de foto met een pupil, grap wat met zijn opgewonden moeder, sla wat maten op de schouder en verhaal nog eens van mijn mooiste acties. Wat maakt het uit dat niemand me kent in het dorp verderop, op vijf minuten fietsen? Hier ben ik de ster. De mooiste meiden van het dorp hangen om me heen.

Uiteindelijk ga ik als laatste weg. De reden is eenvoudig: zo geniet ik tot het einde van alle loftuitingen en voorkom dat iedereen ziet dat ik met de fiets naar mijn goedkope huurflatje moet rijden, omdat een koophuis en een auto met mijn loon onbetaalbaar zijn. Niemand die ziet dat ik in het donker de sleutel omdraai en een lege en sfeerloze kamer binnenstap, de foto van mijn ex-geliefde nog naast mijn bed. Een ex-geliefde die dat predikaat inmiddels al weer zo’n kleine twee jaar draagt. Ik drink nog een biertje en ga slapen, om op zondag weer te ontwaken in de realiteit van alle dagen.

Ik wil eigenlijk alleen maar vragen om begrip. Begrip voor mij en al die andere dorpsvedetten. Ik weet wel dat gekleurde schoenen en schwalbes sommigen per definitie uitnodigen om te gaan trappen, maar denk je aan de andere kant eens in hoe zwaar wij het hebben. Hoe zeer je ook baalt van vedettes als ik, denk het je in. Elke zaterdag weer proberen we te ontsnappen aan onszelf en moeten we onze status in stand houden. Vijf slechte wedstrijden en die waterdrager achter je wil zichzelf al als troonopvolger profileren. Denk daar aan als ik je voor schut zet met een onnavolgbare beweging of als ik een strafschop versier terwijl je me niet aanraakt. Ik kan niet anders. Het spijt me.