Ex-dictator Tsjaad hield zich in Senegal koest
Meer dan twintig jaar leidde de Tsjadische oud-dictator Hissene Habré een luxe ballingenbestaan in Senegal. Hij nam er een vrouw bij, zijn tweede, en keek graag naar Seinfeld. Ruim 4800 kilometer naar het oosten, in Tsjaad, waren een waarheidscommissie en activisten bezig met het documenteren van mensenrechtenschendingen die werden begaan tijdens het bewind van Habré, zoals verdwijningen, marteling en sterfgevallen als gevolg van onmenselijke omstandigheden in gevangenissen.
Aan het comfortabele bestaan van Habré kwam een eind toen de politie op 30 juni diens huis in de Almadies, een dure wijk in de hoofdstad Dakar, binnenviel en de oud-dictator arresteerde, wat volgens zijn slachtoffers al veel eerder had moeten gebeuren. Na jaren van gehakketak besloten Senegal en de Afrikaanse Unie vorig jaar tot de oprichting van een speciaal tribunaal voor de berechting van Habré. Twee dagen na zijn arrestatie werd Habré door het tribunaal in staat van beschuldiging gesteld voor misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en foltering. De rechtszaak begint mogelijk volgend jaar.
Habré week in 1990 uit naar Senegal, waar hij zich ruim twintig jaar koest hield. Terwijl de beschuldigingen aan zijn adres toenamen leidde hij een teruggetrokken bestaan. Volgens buren en familieleden leerde hij Wolof, de taal die in Senegal wordt gesproken, leerde hij thieboudienne, een traditioneel Senegalees gerecht van vis, rijst en tomatensaus, eten en nam hij een tweede vrouw, een Senegalese. Naar verluidt met behulp van onwettige betalingen verwierf hij zich zo'n goede positie in de Senegalese samenleving dat de autoriteiten in het land weigerden hem te arresteren, waardoor hij uitgroeide tot een symbool van straffeloosheid en de onwil van Afrika om zijn eigen gevallen leiders te berechten.
Wat er met Habré gaat gebeuren hangt er vanaf of het de aanklagers lukt aannemelijk te maken dat de vriendelijke, uitstekend in zijn nieuwe vaderland geïntegreerde man ooit een nauwgezette autocraat was, die zich naar verluidt schriftelijk verslag liet uitbrengen over honderden gevangenen die door zijn manschappen werden doodgemarteld. Veel Senegalezen zeggen de wrede heerser over wie ze in de krant lazen slecht in verband te kunnen brengen met de vriendelijke man die ze in Dakar van dichtbij meemaakten, bijvoorbeeld omdat hij hun buurman was.
Ousmane Baldé, een gepensioneerde legerofficier die iedere ochtend met een stel vrienden op een bankje niet ver van het huis van Habré zit, zegt er bewondering voor te hebben hoe goed de Tsjadiër erin slaagde een Senegalees te worden.
"Het doet me verdriet hoe hij is opgepakt", zegt Baldé. "Veel Afrikaanse presidenten hebben fouten gemaakt, misdaden gepleegd. Maar hij is Senegalees en hij verdient geen wrede behandeling. Heel Dakar treurt hierom." Maar zijn nauwgezetheid en de enorme berg documenten die hij achterliet nadat hij in 1990 door het leger werd afgezet zouden Habré voor de rechter nog wel eens de das om kunnen doen.
Het onguurste wapen van het regime-Habré was het politieke politiekorps, zogenaamd opgericht om het land te beschermen voor gevaren van buitenaf, bijvoorbeeld in de vorm van Moammar Gadhafi in het buurland Libië. In 2001 ontdekte een onderzoeker van Human Rights Watch, Reed Brody, het archief van de politie in het hoofdkwartier van het korps. In de documenten werden de namen genoemd van meer dan twaalfduizend slachtoffers van het Tsjadische detentiesysteem. Ook was eruit op te maken dat Habré van de dood van negenhonderd gevangenen persoonlijk op de hoogte werd gebracht. Volgens Brody blijkt uit de documenten dat Habré als leider van het land overal dicht bovenop zat.
"Wat deze documenten heel duidelijk maken is dat Hissene Habré van vrijwel alles op de hoogte werd gehouden, van de stof die werd gebruikt voor uniformen tot de dood van gevangenen", zegt Brody. "We hebben hier te maken met een controlfreak, die van de hoed en de rand wist."
Het is duidelijk dat de documenten een belangrijke rol zullen spelen in de rechtszaak, maar ze zullen de aanklagers niet alle werk uit handen nemen. "We beschikken eerlijk gezegd over niet één document waarin Habré zegt: vermoord die en die", erkent Brody.
De zaak doet denken aan die van voormalige leiders van de Rode Khmer in Cambodja. Net als met Habré gaat gebeuren zijn zij tientallen jaren na te zijn afgezet voor een speciaal tribunaal gebracht en ook in hun geval beschikken de aanklagers over achtergelaten documenten.
Anne Heindel, die het Cambodja-tribunaal volgt als juridisch adviseur van het Documentatiecentrum van Cambodja, zegt dat de aanklagers in de zaak tegen Habré sterker zouden staan als ze erin slagen de echtheid van de documenten aan te tonen, wellicht door de opstellers te laten getuigen.
"Ook met documenten is het niet per se een gelopen race", zegt Heindel. "Als het lang geleden is, zijn veel van de slachtoffers of getuigen misschien dood. Hun geheugen laat hen misschien in de steek en dat kan zeker tegen hen gebruikt worden."
De advocaten van Habré spreken van een politiek proces en wijzen er graag op dat het tribunaal voor een groot deel wordt gefinancierd door de huidige regering van Tsjaad, met aan het hoofd Idriss Deby, de man die Habré in 1990 afzette. Zo denken de aanhangers van Habré er ook over.
"In mijn ogen zijn het valse beschuldigingen van president Deby", zegt de 25-jarige Mohammed Ali Tidiane, een neef van Habré, die bij zijn oom in Dakar woonde. "Deby is bang voor Habré. Hij weet dat het Habré was die Tsjaad uit de handen van Gadhafi heeft gered."
Volgens hoofdaanklager Mbacke Fall toont het bewijsmateriaal echter aan dat Habré eerstverantwoordelijk is voor de misdaden die zijn begaan door zijn veiligheidsapparaat. Ook hij wijst er in dit verband op hoe Habré zich tot in de kleinste details met alles wat met de politie te maken had bemoeide.
Afgaand op wat zijn buren vertellen, was Habré ook in Senegal een pietlut. Een voormalige buurman vertelt over een conflict dat ontstond toen hij erop werd betrapt dat hij afval in de vuilcontainer van Habré gooide. Niet veel later vond hij een uitvoerige brief, geschreven in 'kil, formeel Frans', van mevrouw Habré op zijn deurmat, waarin erop werd aangedrongen dat hij zelf een container zou aanschaffen. De buurman, die vanwege de aan zijn hoge functie verbonden zwijgplicht zijn naam niet genoemd wil hebben, deed wat van hem werd gevraagd. Hij dacht dat de kwestie was opgelost, tot zijn nieuwe vuilcontainer een tijd later plotseling op de parkeerplaats bij zijn huis stond. De bewakers van zijn huis vertelden dat Habré daar voor had gezorgd. De oud-dictator, die huisarrest had, had zijn bewakers opdracht gegeven de container te verplaatsen. Hij kon het niet verdragen om er tegenaan te moeten kijken.