'Bloedpaspoort is hocus-pocus'

Het biologisch paspoort werd in 2007 met veel optimisme door de UCI ingevoerd en beloofde de eerste stap naar een schoner peloton te zijn. Maar als bewijsmateriaal voor dopinggebruik staat het middel in wetenschappelijke kring al weer geruime tijd ter discussie. Over de opsporingsmethode, die door het Wereld Anti Doping Agentschap WADA wordt uitgevoerd, spreekt Nederlandse dopingexpert Douwe de Boer openlijk zijn twijfels uit. “Werken volgens het hocus-pocusprincipe”, noemt hij het.

“Het WADA neemt een grote doos en stopt daar allerhande getallen van bloedwaarden in. Daarna wordt er flink geschud en vervolgens komt er een getal uit hoe waarschijnlijk het is dat er afwijking van je bloedprofiel is gevonden. De dopingautoriteiten hoeven slechts een flinterdun bewijs te overleggen. Het is als sporter vreselijk moeilijk om je te verdedigen tegen dergelijk getover van de dopingautoriteiten.”

“Afwijkingen in een biologisch paspoort zijn zelfs voor een expert niet altijd te begrijpen”, meent de voormalige dopingjager. “De dopingautoriteiten doen er na het afnemen van een test maanden over om tot een uitslag te komen. En vervolgens krijgt de atleet, die vaak van toeten noch blazen weet, drie weken de tijd om zijn onschuld te bewijzen. Reageer je niet adequaat, dan hang je.”