smerige ballen
Afgelopen zondag was ze er weer: mijn buurvrouw. Een paar dagen daarvoor wurmde ze ongevraagd haar naar Kölnisch Wasser riekende lijf mijn gang in. In een argeloze bui pakte ik mijn nieuwe snowboots uit de auto en ineens stond ze in mijn hal. “Zozo, doe maar duur,” wees ze met samengeknepen lippen naar het nepbontrandje op de laarzen. Daarmee was ik nog niet van haar af. “Zondag kom ik gezellig eten,” drong ze zichzelf op. Haar stem kraste. De mijne haperde.
Mijn buurvrouw (“zeg maar mevrouw Riekie”) weet alles van onze buurt. Ze kan precies vertellen hoe vaak de pizzakoerier stopt bij mijn andere buren, wanneer het jonge stel van een paar huizen verderop barbecuet (“ik zag stokbroden uit de tas steken en er lag een zak houtskool op de bagagedrager") en op welke krant ik ben geabonneerd (“Geef me even de kortingsbon van jouw achterpagina”).
Als een razende ruim ik die zondagmorgen alle dure glossy’s op, want die vindt ze geldverspilling. Daarna inspecteer ik de kamer en verruil de Uggs-pantoffels voor mijn versleten berensloffen. De chique theedoos gaat, nadat er na haar vorige bezoek een hoop zakjes misten, een middag naar de kelder. En plunderde ze tijdens haar laatste visite alle pralines (“ze staan er toch voor?”), deze keer moet buuf het doen met het pak speculaas dat over de datum is. Ik waaier veertien koekjes op een schoteltje.
In de keuken draai ik twee gehaktballen. De grote, die “mevrouw Riekie” altijd uit de pan vist, krijgt een extra sappige vulling van kattenvoer. Ik moet er zo van lachen dat ik me verslik en over de ovenschotel hoest. Precies op die kant van de schaal leg ik meer kaas. Ik schrik zo van de bel die een half uur te vroeg gaat, dat het verse brokje neuspulk van mijn vinger in de soep valt. Snel veeg ik het andere stukje aan het koffiekopje dat voor haar klaarstaat.
Ze perst net een wind uit haar billen als ik met het derde kopje koffie de kamer weer in draaf. “Wat eten we?”, loert ze richting keuken. Haar mond is karamelkleurig. Er ligt nog één speculaasje op het bord. “Die dikke van 144 heeft alweer een nieuwe auto.” Een druppel jus hangt aan haar kin. Ze merkt het niet. Ze schrokt het laatste restje bal naar binnen en schept gehaast een nieuwe lepel puree met extra kaas op haar bord. (“Anders blijft het toch maar over.”)
Bij het weggaan prikken harde haartjes in mijn wang als ze de jus op de mijne veegt. Ze knijpt me gemeen hard. Haar warme speeksel spettert in mijn oor als ze knipogend zegt: “Komende zondag bij mij”.