You are the first, the last, my everything!


Daar staat ie. In de witmatte weerspiegeling zie ik een contour die vaag op mezelf lijkt. Ogen die rood zijn, haren die in de war zitten, een mond halfopen en een dun straaltje kwijl dat vanuit mijn mondhoek door mijn drie-dagenbaard loopt. Voorzichtig pak ik hem op, bij de hoekjes om niet te veel vette vingers te maken, hoewel ik mijn handen zojuist natuurlijk gewassen heb. Langzaam en voorzichtig loop ik naar de televisie, waar ik de zacht glimmende volmaaktheid zelve neerzet. Met de kleine, hanteerbare afstandsbediening in mijn handen loop ik naar de bank, waar ik rustig ga zitten en op de powerknop druk. In beeld verschijnen in een prachtig font de zachtgrijze letters. Wii.

Het is onvoorstelbaar. Het is simpelweg niet te bevatten. Zelden heb ik meegemaakt dat een hype me zo te pakken heeft. Dat iets in míjn ogen perfectie bereikt. Kritisch als ik ben naar alle games, naar alle consoles. Gears of War de mooiste graphics? Leuk voor ze. Playstation 3 de allertofste console? Die barbecue?! NeverWinter Nights 2 de tofste RPG van het jaar? Gaaaaap.
Begrijp me niet verkeerd, ik ben geen Nintendo fanboy. Vroeger wel. Vroeger was iedereen een Nintendo fanboy. Of je was een SEGA fanboy. Dat was kiezen of delen, één van de twee kon je zijn, en dan mocht je niet bij vriendjes komen spelen die van het andere kamp waren. Vroeger waren keuzes duidelijker en consequenties minder groot.

Na de SuperNES verloor ik Nintendo uit het oog, en toen ik na jaren PC-gamen weer terug kwam bij consoles, was de keuze duidelijk: PlayStation 2 was beter dan de Xbox en GameCube. Een standpunt dat velen met mij eens zijn, getuige de verkoopcijfers. Tijdens het lezen van nieuws over games en consoles zat ik altijd te gniffelen als ik bij de GameCube sectie kwam. Nintendo kon gewoon niet meekomen met de rest, de spellen waren niet interessant (want ze waren vaak op alle platforms te spelen), en die paar unieke first-party games leken de magie te missen.

En toen kwam de DS. De handheld waar in eerste instantie niemand in geloofde, de handheld die iedereen als een gimmick zag. Langzaam maar zeker greep de Nintendo-magie mij weer, het gevoel dat ik vroeger als acht-jarige koter had als ik op de bank Super Mario World zat te spelen. Door natuurlijk die oude klassiekers als Yoshi Island weer te spelen, maar ook fantastische nieuwe spellen als Phoenix Wright, Trauma Center, Mario Kart en New Super Mario Bros. (inclusief minigames!), brachten dat gevoel van weleer helemaal terug. Langzaam voelde ik me weer thuis in de wereld van die loodgieter met z’n rode petje, die knappe bounty-hunter in d’r ruimtepak, die eierleggende groene draak en die bos-elf met z’n groene muts en houten schild.

En nu is daar die nieuwe console. Een grote stap van pc-gamer naar Nintendo-fanboy lijkt op handen te zijn, al zal ik nooit mijn kritische blik verliezen. De launch line-up is inderdaad matigjes met maar enkele toppers, de games die het komende half jaar verschijnen zijn niet allemaal geweldig, maar de potentie is zó groot! En daar ligt wat mij betreft het grote verschil met alles wat met gamen te maken heeft waar ik ooit enthousiast over ben geweest: het is de hardware zélf die mij doet kwijlen. Niet Twilight Princess, niet Wii Sports of de beloofde Metal Slug Anthology. Niet het feit dat je alle oude geweldige games weer kan spelen van de MegaDrive en de SNES, van de TurboGrafx en de N64 (hoewel de Virtual Console een werkelijk geniaal concept is). Dat witte doosje doet mijn hart sneller kloppen, de WiiMote maakt mijn blik op oneindig en de NunChuck uitbreiding brengt mij in een euforische stemming. De Wii gaat het maken. Vergeet alle kritiek en de slechte line-up: met de Wii kan alles. Nu alleen nog wachten op die game die de rest van de critici ook weet te overtuigen.