Was het niet Dagobert Duck, die zei...
Mijn mobieltje trilt. De kapper! Op zaterdagavond om tien uur! In de kroeg! Dat verzin je niet.
"Kun je mij maandagochtend twee dozen haarlak leveren?"
"Gaat het wel goed met je? Het is zaterdagavond. Twee over tien om precies te zijn."
"Word wakker, jongen. Wij leven in een vierentwintiguurseconomie."
"Mooi,ik zal het noteren. Anders nog wat?"
"Nee, de rest bestel ik wel per email."
"Dat had je met die haarlak ook kunnen doen." Hij heeft opgehangen.
Een vent naast mij, met vet sluik haar, een halfrond brilletje en een colbertje waar ik niet dood in gevonden zou willen worden, grijnst mij toe en zegt:
"Was het Schopenhauer niet die zei: 'Men moet aan de karakterfouten van zijn kennissen wennen, evenals aan lelijke gezichten?'"
"Dan had die Schopenhauer jou zeker voor ogen," antwoord ik nijdig.
"Behalve dan dat ik geen kennis van je ben, dus waar blijf je dan met je vergelijking," merkt hij op. "Bovendien is het een abjecte opmerking en ik had je intelligenter ingeschat."
"Intelligenter?"
"Ja, je draagt je overhemd in je broek in plaats van erover. Dat zegt iets over iemand."
"Beoordeel jij altijd iemands intelligentie aan de hand van een overhemd?"
"Ja en ik vergis mij zelden."
"Dan heb ik nieuws voor je," zeg ik. "Ik draag mijn overhemd in mijn broek omdat mijn broek dan minder snel afzakt."
Hij kijkt mij over zijn brilletje meewarig aan.
"Dat doe ik altijd als ik naar een kroeg ga. Je komt altijd mensen tegen die zo dom uit hun nek lullen dat je broek er van afzakt. Vandaar."
Hij trekt aan zijn wijsvinger tot ik een knak hoor. Dan balt hij zijn vuist: "Ik weet zeker dat het Nietsche was die zei: 'de gebalde vuist is het enige argument tegenover het domme gezicht.'"
Ik heb genoeg gezeik voor een avond gehoord en bestel een biertje, leeg het in één teug en draai me dan naar hem om: "Ik weet zeker dat het Heineken was die zei, 'Heerlijk helder.'" Dan loop ik de kroeg uit.
Om drie uur 's nachts bel ik de kapper. Het duurt even, maar dan neemt hij op. Slaapdronken.
"Met Sjoerd."
"Met Jager. Kan ik een afspraak maken voor maandagochtend om mijn haar te knippen?" Het blijft verdacht lang stil.
"Weet jij wel hoe laat het is, klojo?"
"Ja. Drie uur. A.m. Maar was het Wiegel niet die zei: 'waar wij naar toe moeten met ons land is een vierentwintiguurseconomie,' of was jij het die dat zei?"
Ik hoor hem slikken. Dan, ingehouden: "door wie van de dames wil je geknipt worden?"
"Maakt niet uit, Sjoerd. Ze knippen allemaal even beroerd."
Dan hang ik op. Ik ben, denk ik, wel een klant kwijt, maar was het niet Dagobert Duck die zei: 'zo gewonnen, zo geronnen?'