Moordaanslag

Het is druk op het perron. Haastige forenzen schieten mij voorbij. Als mieren rennen ze naar hun werkholen. Het gaat grotendeels langs me heen. De wereld is een waas voor mij en ik ben het heldere middelpunt. Ik voel me vandaag inderdaad extreem helder. De beslissing was moeilijk, toegegeven, maar nu ik hem eenmaal genomen heb, lijkt alles in de wereld exact op zijn plaats te vallen. De geelblauwe rupsen rollen traag achter mijn rug het station uit. De grote gebouwen rondom het stationsplein lijken zich voorover te buigen. Alsof ze op me neerkijken. Niet neerbuigend, nee ze lijken met hun glimmende ramen te knipogen naar mij, als goedkeuring van mijn plan.

Op de folder die ik in mijn handen geklemd heb staat een vrij provisorische plattegrond. Het bedrijf moet hier vlak in de buurt zijn. Ik begeef me op weg. Ik voel me als een toerist in mijn eigen land. Mijn hakken maken een droog, hard geluid op het plaveisel. Ik geniet van het constante ritme. Het is opzwepend en geeft me kracht. Met diepe, verende passen loop ik langs grote etalages. Rijkdom straalt me tegemoet en ik zie mezelf er in spiegelbeeld tussen staan. Het is warm. De stralen van het enigszins bleke lentezonnetje verwarmen mijn gezicht. Aangenaam. Heerlijk. Ik heb er zin in.

Ik ben een straat ingeslagen met een naam die mij bekend voorkomt en inderdaad, het staat keurig netjes aangeven op mijn kaartje. Het moet nog enkele minuten lopen zijn totdat ik op de plaats van mijn bestemming ben. Niet mijn definitieve bestemming, maar het tussenstation. Het tussenstation van mijn succes. Zal ik een witte nemen? Of misschien is het beter als ik een grijze neem. Ja, een grijze! Ik heb gelezen dat grijze exemplaren statistisch gezien minder vaak betrokken zijn bij ongelukken. Volgens mij hebben die onderzoekers geen idee hoe ironisch die uitslag straks zal zijn.

De medewerker van het verhuurbedrijf kijkt me gemoedelijk aan. Zelfs zijn laatdunkende 'mevrouwtje' laat ik minzaam over mijn kant gaan. Wat kan die stumper eraan doen. Hij niet voor niets in deze baan vast komen te zitten. Te weinig hersenen. Niet gestudeerd. Hij laat me een groot aantal verschillende papieren tekenen. Hij praat langzaam, alsof hij de relativiteitstheorie aan een stel pubers aan het uitleggen is. Niet dat hij weet wat die theorie inhoudt, maar goed, het gaat om het beeld. Nadat alles getekend is, volg ik hem naar de lange rijen met glimmende, metalen mobielen. Precies zoals ik me had voorgesteld staat daar mijn vervoermiddel naar succes. Een grijze.

Ik heb het raampje opengedraaid. De lentelucht vermengd zich met de geur van oude tabak. De radio speelt een heerlijk opgewekt muziekje. Geen gepraat erdoorheen, daar heb ik een hekel aan. Ik rij een kilometer of zestig per uur. Snel laat ik het gaspedaal los. Vijftig. Mijn missie mag niet lukken door een onbenullige verkeersovertreding. Ik rijd nu iets onder de vijftig. Een lange geasfalteerde weg voor me. Aan weerszijden staan mooie, statige herenhuizen. Ze passen goed bij het beeld dat ik van deze stad heb. Streng, geschiedenis van eeuwen, het machtscentrum van Nederland. In de verte doemt een groot wit gebouw op. Oranje zonweringen overkappen ieder raam.

Mijn bestemming kruipt dichterbij. Het witte gebouw met de oranje accenten steekt prachtig af tegen de smetteloos blauwe lucht. Onwillekeurig verhoog ik mijn snelheid. Ik rijd nu zeventig, tachtig. Mensen op de stoep draaien hun hoofd met mijn auto mee. Hoofdschuddend blijven ze achter, snel kleiner wordend in de verte. Ik zie het plantsoen. Mijn bestemming. Er staat een kleurloos groepje mensen op. Twee mannen in een antracietkleurig pak, een paar toeschouwers en mijn doelwit. Driftig fotograferend stapt hij om de twee grijze mannen. Onderwijl maakt hij drukke, pedante gebaartjes. Hij voelt zich zeer belangrijk, de lul.

De laatste paar seconden lijken oneindig vertraagd. Ik geef een ruk aan het stuur. De auto stuitert het trottoir op. Ik rijd op gras, hobbelend, alsof ik op een rodeopaard zit. Mijn doelwit schrikt op. Hij ziet me naderen. Ik kan bijna de angst in zijn ogen zien. Plotseling maakt mijn auto een zwenking naar rechts. Een polletje gras, een heuveltje: ik weet het niet. Wat ik nu wel zeker weet is dat mijn missie een mislukking wordt. Ik zal mijn doelwit voorbij gaan. De twee mannen die werden gefotografeerd bevinden zich nu ineens in mijn baan. Eentje springt opzij, de ander weet ik net te raken. Door het geopende raam hoor ik een paar verschrikte woorden. "Mevrouw, wat doet u nou?"
Dat zie je toch, lul, ik probeer over je heen te rijden, denk ik nog.

Verkeerde richting ingeslagen. Het is hier hartstikke druk. Vrachtwagens en gewone auto's staan in een ingewikkeld patroon op de weg. Rood stoplicht. Ik wil over de stoep rijden, maar een lantaarnpaal, vuilnisbakken en een brievenbus zullen dat verhinderen. Ik kan niet wegkomen! Help! In mijn achteruitkijkspiegeltje zie ik een man naar mijn auto rennen. Ik doe het portier open, maar ik ben niet snel genoeg. Hij grijpt me beet, van achteren. Ik worstel. Ik probeer los te komen. Het lukt me niet. Ik zit gevangen. Ik ben erbij! Dit is het einde.

Minutenlang staan we daar. Wachtend op sirenes die in de verte zouden moeten klinken. Ze komen niet. Er gebeurt niets. Het lijkt alsof we gevangen zitten in een oneindig moment. Mijn wereld bestaat uit onze worstelende lichamen. Ik voel dat zijn kracht tanende is. Ik geef met mijn linkerhand een ruk naar rechts en tegelijk stamp ik met de hak van mijn schoen keihard op zijn voet. Een gesmoorde kreet, een verslappende greep en ik ben los. Ik ben vrij! Voordat ik dat ten volle kan realiseren ben ik op weg. Ik ren nu. Mijn gestalte schiet door de spiegelende etalageruiten. Rennen! Vrijheid! Volgende keer beter. Dat er een volgende keer komt, staat vast.

Marco heeft veel geluk gehad. Oh wat had ik die klootzak graag willen zien lijden. Ik had zijn gebroken lichaam op het zachte gras willen zien liggen. In plaats daarvan heb ik zo'n zouteloze rotzak geraakt. Dat zal wel weer een enorme rel worden. Moordaanslag op politicus. Bah, Marco Bakker is hier juist de onmens. Een beetje dronken achter het stuur zitten. Smoesjes als "mijn cruisecontrole zat vast". Wat een gelul. Zo ga je toch niet met mensen om? Nee, iemand die zo gevaarlijk rijdt, verdient niet beter dan plat te worden gereden door mij. Ik ben de engel der wrake. Beef en sidder voor mij. Volgende keer, Marco Bakker, de volgende keer...