Levensles voor vijftien gulden
Heel vroeger, als klein jongetje, kwam ik graag op het Waterlooplein in Amsterdam. Ik kon er uren rondstruinen en mezelf vergapen aan wat er er allemaal wel niet te koop was; oude boeken, interessante snuisterijen uit verre oorden en gewoon een heleboel oude troep.
Op een dag had ik de heilige graal gevonden op het Waterlooplein. Op een kleedje op de grond, tussen zwaar afgeragd tafelzilver, een berg niet opgevouwen tweedehands kleding en enkele stapels tijdschriften trof ik hem aan. Ik stond met open mond te kijken.
Het ging hier om een apparaatje dat je tegenwoordig een gameconsole zou noemen. Niet dat gameconsoles al bestonden in de vroege jaren tachtig, maar een beter woord kan ik er niet voor bedenken. Het doosje heette 'Pong'. Het was een apparaatje dat je moest aansluiten op je televisie, en twee controllers had, elk met een wieltje. Er ging dan een wit stipje over je televisiescherm (de bal) en aan weerszijden van het scherm hadden jij en je tegenstander een wit balkje (racket) dat je met het wieltje kon besturen om de bal tegen te houden en hopelijk langs je tegenstander te schieten.
Bij een vriendje thuis had Pong al garant gestaan voor uren speelplezier en ik begon te watertanden bij de gedachte dat ik voortaan gewoon thuis over Pong zou kunnen beschikken. Kun je het je voorstellen? Gewoon altijd Pong spelen, wanneer je er maar zin in hebt!
Ik sprak de verkoper aan. Het was een uiterst vriendelijke man. Hij kwam gehurkt bij me staan, om zo een gesprek op niveau te kunnen voeren. Uiteraard vroeg ik of zijn Pong wel nog helemaal in orde was. Want ja, je weet het maar nooit. 'Jazeker!' beweerde de verkoper, 'Ik heb er gisteravond zelf nog op gespeeld, bij mij thuis en ik kan je verzekeren; hij is echt helemaal in orde. Ik heb er zelfs nog aan gedacht om hem te houden maar ik heb er niet echt plaats voor.'
Hij vroeg vijftien gulden voor zijn Pong. Ik begon met mijn keiharde onderhandelingstechnieken en zette in op zeven gulden vijftig. 'Nee? Een tientje dan. Ook niet? Twaalf gulden vijftig?' Uiteindelijk verliet ik vijftien gulden lichter maar als dolgelukkige bezitter van Pong het Waterlooplein.
Thuis bleek het lastig om Pong aan te sluiten. Ik dacht dat ik het allemaal juist had gedaan. Logischerwijs kon het maar op één manier en zo had ik het ook gedaan, maar mijn felbegeerde Pong weigerde dienst. Ik had alles al driedubbel gecontroleerd, of alle kabeltjes wel goed zaten en of ik Pong wel had aangezet, er kwam geen leven in Pong. Maar die verkoper had er nog op gespeeld, de avond vantevoren, ik moest dus wel zelf iets fout doen.
Omdat Pong elke vorm van dienst weigerde vermoedde ik dat het aan de voeding lag. Er zat ook een klepje in voor batterijen. Misschien deed hij het wel op batterijen. Het klepje liet niet makkelijk los. Er moest zelfs een mesje aan te pas komen. Uiteindelijk ging het klepje los en kreeg ik een grote teleurstelling te verwerken. Het batterijvakje zat vol met opgedroogde inhoud van lekkende batterijen en wat restanten van batterijen die zover waren vergaan, dat ze helemaal vastgerot waren aan de binnenkant van het apparaat. Geen Pong voor deze jongen, Pong was dead meat. De tranen rolden over mijn wangen.
Uiteraard ben ik over deze teleurstelling heengekomen, zeker toen ik enkele jaren later de beschikking kreeg over een Commodore 64. Maar ik ben het nooit vergeten. Ondanks dat ik me destijds een kat in de zak liet aansmeren, heb ik toen ook een wijze les geleerd, waar ik nog steeds profijt van heb. Autoverkopers, keukenboeren, hypotheekverstrekkers, al dat geboefte met een stropdas kon me gouden bergen beloven en nog zo eerlijk en integer lijken, ik liet me pas overhalen als ik iets zeker wist. Een wijze levensles voor vijftien gulden, waar kom je dat nog tegen.