Uit elkaar
Hij staat op. Een snelle greep naar zijn versleten vest en dito broek. De borstel vluchtig door zijn rossig haar. Buiten regent het. De kat mauwt. Ze heeft honger. Het kletterende water op de ramen werkt rustgevend. Maar het gebonk in zijn kop verstoort de rust steeds weer. Moment van bezinning gevolgd door een onweerstaanbare klap. Koud water na warm en loom badwater. Koffie zetten blijkt hem veel meer moeite te kosten dan verwacht. Een trillende hand, een pijnlijke bovenarm en het knoeien met gloeiend heet water zorgt ervoor dat het bereiden van het zwarte goud oudtestamentische vormen aanneemt.
Zij ligt nog steeds in bed. Pijn in haar maag, rug en hart. Het moet rond drie uur zijn geweest gisterennacht. Even wat wezen drinken was het plan. Daarna even bij een vriendin langs en dan regelrecht naar huis. Wist zij veel dat haar huis vol zat met bekenden. Hij was er ook. God wat ze hem al lang niet meer gesproken. Twee, drie misschien wel vier jaar. Het voelde als vroeger. Alles voelde als vroeger. Zelfs het bier smaakte alsof ze het voor de eerste keer dronk en de muziek van weleer klonk weer fris en nieuw in haar oren. Hoeveel flessen wijn gingen er wel niet doorheen die nacht? Zouden de buren alles gehoord hebben? Het zal toch niet...
Hij maakt brood klaar. Met kaas, hagelslag en salami. Zoals elke zondag. Een ziekelijke, haast religieuze traditie. Vol zelfverzekerdheid eet hij ze in een rap tempo op. Een scheut koffie door de gootsteen werpen en dan snel naar de garage. Auto starten, scheuren en wegwezen. De wekelijkse voetbalploeg wacht op hem.
Zij hoort de deur dichtslaan. Een moment van totale rust overvalt haar. Het maakt haar angstig. Geen geluid behalve wat spelende kinderen buiten. Ze denkt aan buiten spelen in haar eigen buurt, lang geleden. Hink-stapsprong, knikkeren en Schipper mag ik overvaren. De geur van moeders versgebakken taart op zondagmiddag en het geblaf van de kleine teckel. De tijd dat het nieuws van acht uur op tv haar de zekerheid gaf dat ze naar bed moest. 'En niet dromen over enge dingen', riep papa haar steevast toe.
Hij staat op het veld. Tussen de mannen. Met een houten kop aanwijzingen geven en stampvoetend en schreeuwend tieren als de tegenstander veel sterker blijkt te zijn. Dan maar koffie drinken in de kantine. Zijn gedachte dwaalt af. Één klap. Of twee. Meer waren het er toch niet geweest? Misschien nog een stomp. Vloog ze echt over de glazen tafel of was het een nare droom? Werden ze bij haar vriendin eruit gezet? Vaag en kleurloos, wazig en onchronologisch. De alcohol heeft alles vervaagt. Zijn adem stokt. Bloed aan de bal?
Zij staat op. Met veel pijn en moeite weet ze de badkamerdeur te bereiken. De spiegel geeft weer waar ze al zo bang voor was. Schrammen, krassen en een dikke lip. Ze huilt, maar is vastbesloten. Ze is kwaad maar heeft alles onder controle. In haar broekzak haalt ze een opgefrommeld papiertje met zijn nummer erop. Ze belt. Aan de andere kant van de lijn klinkt het weer huiselijk en vertrouwd. 'Er is plek genoeg voor je, neem wel een luchtbed mee.'