COMA Deel IV

Lody (Mister_Monkeyman)
Deel I, Deel II, Deel III

Even later word ik wakker. Vreemd. Ik werd niet wakker door de PM. Ik zet hem aan, maar niks op PM. Stroomstoring kan het niet zijn. Alleen het herhalingskanaal doet het nog, maar de bagger die ze daar uitzenden is niet aan mij besteed. Waardoor werd ik nu dan wakker? Een luid gebons klinkt op mijn deur. Ik maak hem open. Het is mijn overbuurman. Hij huilt en is in paniek. Of ik snel naar zijn huis wil komen. Er is iets mis met zijn kinderen en zijn vrouw. Ik ren snel naar buiten, richting zijn huis. Daar in de woonkamer ligt zijn vrouw en zijn kind. De jongen is 12, hij heette Frits. Ik ken hem goed, ik voetbalde met hem meestal voor op straat. Ik was zijn grote broer. De moeder ligt doodstil. Haar ogen dicht. Slap. Net alsof ze slaapt. Ze kijkt vredig. Frits slaapt ook. “Hun harten kloppen nog, maar wat ik ook probeer ze worden niet wakker!” Nadat de buurman dit tegen mij zei. schreeuwde hij in de oren van zijn vrouw; “Sofia, SOFIA!” Ze reageert niet, en Frits ook niet. Ik blijf kalm en probeer de alarmcentrale te bellen. Geen contact. Buiten is het doodstil. Sommige deuren zijn nog open. Ik controleer. In de bedden liggen de mensen nog. Te slapen. Sommige zitten nog met hun armen om elkaar heen. Sommige zitten nog in een stoel of op de bank. Wat is er nu toch gebeurd?

Dan hoor ik aan de overkant van de straat de overbuurman gillen en krijsen om hulp.. Ik ren als een gek naar hem toe, en schrik me het leplazerus. De overbuurman heeft een pan vast. Tegenover hem staat een man van dezelfde leeftijd. “Hij zat net mijn zonen te aaien! Die vieze vuilak! Wie ben jij, schoft?! Maak dat je wegkomt voordat ik je kapot sla!” De overbuurman is een wrak, hij huilt, schreeuwt, jankt. Zijn emoties hebben het gewonnen van zijn verstand. Ik sta verstijfd. De andere man probeert zich te verantwoorden; “Ken je me niet meer? Ik ben je beste vriend! Al sinds je kinderjaren! Ik ben het, Thomas! Weet je nog die ene keer? Dat je vader op vakantie was en dat je in de boomhut met mij aan het overnachten was?” Ik volg het allemaal niet meer. De overbuurman kijkt verbaasd: “Thomas…Thomas…Thomas…?” Hij laat de pan vallen. Hij kijkt naar mij. Zie je hem ook, vraagt hij mij. En of ik hem zie. Ik loop naar hem toen en geef Thomas een duwtje. Hij is echt, zeg ik tegen de overbuurman. Hij kijkt geschrokken, verbaast. Dan zakt hij ineen. Thomas loopt naar hem toe. “Alles komt goed. Alles komt goed. We hebben samen ergere dingen meegemaakt, we zullen dit samen oplossen.” De overbuurman huilt steeds harder, hij slaat Thomas van zich af en rent naar buiten. Thomas rent achter hem aan. “Ik bekommer me wel over hem, zorg je maar voor Sofia en Frits!”

Het wordt later en later. Thomas is nog steeds niet terug met de overbuurman. Ik zit hier met een slapende vrouw en een kind, die niet wakker worden, wat ik ook doe. Ik ben het beu. Er is niks op PM. Het Europese Internet doet het nog wel. Tenminste, voor eventjes. De stroom valt uit. Het is pikkedonker. Doodstil. Ik ga ook maar slapen. Hopelijk is morgen alles weer goed.