KKK

Hadewych (Twinky)
Mijn vriendin heeft kanker. Dat is heel zielig, volgens de meeste mensen. Dus moet je vijftig keer op een dag vragen hoe het met haar gaat, of het wel gaat, of ze dat wel kan en ga zo maar door. Ook moet je haar geschokt en medelevend aankijken, zo gauw als ze in je vizier verschijnt.
Ze is zo zielig, dat ze ook niks zelf kan. Vooral sinds ze haar haren heeft afgeschoren kan ze ook niet meer zelf lopen, praten of denken. Dat doen andere mensen wel voor haar, maar alleen om te helpen. Ook is het beter om haar als een kind te behandelen, want je weet niet zeker wat de kanker allemaal heeft aangetast.
Wat ook erg noodzakelijk is, is achter haar rug om bespreken of ze dood gaat. Ze zegt wel van niet, omdat de chemokuur zo aanslaat, maar je weet maar nooit. Het is tenslotte kanker, en daar ga je dood aan.
Want kanker is heel erg.
Het gooit je leven overhoop, en dat is wel waar. Ineens ben je vaker in het ziekenhuis dan thuis. Door de chemokuur verlies je energie, en valt je haar uit. Maar toch leef je nog steeds, en je hebt de kans om te leven. Mijn vriendin gaat niet dood, en daar geniet ze van. Haar leven is nog nooit zo leuk geweest, want ze beseft dat het helemaal niet zo vanzelfsprekend is dat je 90 wordt.
Toch gaat de zieligheid er na een tijdje wel vanaf. De grootste schok was er bij de eerste keer uitspreken. De dokter zei 'je hebt kanker' en ze had het, of ze het nu wilde of niet. Ze wist niet hoe lang ze nog zou leven, ze wist niet of ze beter zou worden, of er überhaupt medicatie tegen mogelijk was, aangezien het een heel grote tumor was, dichtbij haar organen.
Inmiddels kunnen we er over lachen. We hebben een KanKer Klup opgericht, speciaal voor mensen zoals zij en ik. Zij heeft kanker en ik ben gedupeerd. Ik scheld haar uit voor kankerkind, en dan ligt ze weer in een deuk. Als we samen naar school fietsen en we komen te laat, buiten we het ook heerlijk uit. Op de fiets bedenken we al hoe we haar nieuwste ‘kankeraanval’ precies gaan beschrijven. Hyperventilatie, vermoeidheid of iets anders, zolang we ons de volgende dag maar niet supervroeg hoeven te melden.
Mogen we een café niet in? Dan meteen de vraag of de uitsmijter iets heeft tegen mensen met kanker. Zijn we in de stad? Overal zoeken naar de perfecte muts. En dan niet omdat haar kale hoofd er zo afschrikwekkend uitziet, maar alleen voor buiten, omdat het koud is.
Over haar ziekte hebben we ontzettend veel lol, en ontzettend serieuze gesprekken. Ze moet weer naar het ziekenhuis, heeft weer overgegeven, pukkeltjes als allergische reactie op een nieuw medicijn, haar armen helemaal kapot van de naalden van infusen en bloedafnames, haar wenkbrauwen en extreem lange wimpers beginnen ook uit te vallen.
Zodra er een proefwerk of andere belangrijke dingen op school worden afgesproken wordt er meteen uitgerekend of ze een 'goede' of een 'slechte' dag heeft. Is het in de week van een chemokuur? Zou ze alweer fit genoeg zijn om naar school te fietsen?
Mijn vriendin is zestien en ze heeft kanker. En weet je, ze heeft het er niet eens zo moeilijk mee. Het idee dat er iets in haar zit wat haar van binnenuit kapot maakt, is een heel vreemd idee, en erg moeilijk te begrijpen. Ze is niet gek, en denken gaat nog steeds hartstikke goed. Ze heeft moeite met zich te concentreren, en sommige dingen zijn vermoeiend, maar ze blijft nog steeds mijn vriendinnetje. Ze blijft nog steeds hetzelfde meisje als altijd. Al heeft ze iets in zich wat haar van binnenuit kapot maakt, en kotst ze de mensen onder die gif in haar laten druppelen om het iets te vernielen.