Bloed

Hadewych (Twinky)
Met trillende vingers toetst ze het nummer in. Het nummer dat ze helemaal uit haar hoofd kent, na al die tijd, die geweldige tijd die ze samen hadden. Ze had genoten, maar waarom was het nu over?
Het toetstel gaat over aan de andere kant, en wordt opgenomen. Zijn stem, zijn naam.
Ze fluistert, gemene woorden. Hij hangt op. Als ze het overnieuw probeert krijgt ze het antwoordapparaat, hij heeft zijn toestel uitgeschakeld.
Ze pakt een blaadje, van een plank, uit een kast.
Met rode inkt schrijft ze woorden, zinnen. Ze probeert haar gevoelens neer te zetten maar het lukt niet. Ze schrijft een brief, aan hem. Geen slijmerige woordjes meer, zoals vroeger. Bijna is de brief klaar. De woorden schreeuwen, ze kan nauwelijks geloven dat zij ze heeft neergepend.
Een traan welt op in haar ogen, glijdt over haar wang, drupt op het blaadje. Ze verscheurt de brief. Hij mag niet weten dat ze huilt. Ze zou niet moeten huilen om hem, hij zou moeten huilen om haar. Ze hadden het zo goed! Ze neemt haar hoofd in haar handen, het jeukt, van binnen. Ze krabt haar wangen kapot. Rode striemen lopen van haar slaap naar haar kin.
Ze pakt haar telefoon, belt nog een keer. In gesprek. Wil hij haar niet horen? Ze was toch zijn schatje, zijn liefje, zijn alles? Door een waas van tranen ziet ze zijn foto staan op het nachtkastje naast haar bed, het bed waar ze samen op gelegen hadden, waar mooie dingen ontstonden.
Ze gooit haar pen er naar toe. Mis, het valt met een zacht plofje op het tapijt waar ze hem een keer helemaal in een deuk had gekieteld. Ze loopt naar haar bed, ploft neer boven op het donzen dekbed, wat zo vaak op de grond was gevallen en wat hij dan lachend over haar heen drapeerde. De foto gooit ze op de grond. Het glas breekt, het geluid doet haar goed. Een glimlachje verschijnt op haar lippen.
Nog een keer belt ze, is hij in gesprek, nog een keer begint ze aan een nieuwe brief. Een brief die hem bang moet maken. Die hem moet laten voelen wat zij voelt. Een brief waardoor hij spijt krijgt. Hij had haar nooit moeten laten vallen, ze waren voor elkaar gemaakt. Ze hadden het zo geweldig samen, al die tijd…
Ze verscheurt ook deze brief, het zal nooit goed genoeg worden. Nooit goed genoeg voor hem. Ze voelt zich verschrikkelijk. Haar vingers beven en ze heeft het koud.
De snippers dwarrelen door haar kamer, dezelfde kamer als waar hij ook geweest was. Waar hij zo bewonderend rondgekeken had, waar hij haar dicht tegen zich aan hield, keer op keer.
Ze vallen op de grond tussen de scherven van het fotolijstje. Ze snijdt zich aan een stuk glas, haar blote voet, maar het doet geen pijn. Het overstemt toch de pijn in haar hart niet.
Ze valt op haar knieën. Haar lange haren, die hij zo liefdevol had gestreeld, hangen sliertig voor haar gezicht. Haar knie bloedt, het vermengt zich met de tranen die naar beneden vallen. Ze zet haar handen op de grond, snijdt zich ook daar, maar ze voelt het niet.
Waarom was het over, na al die tijd. Ze hadden het toch goed samen? Ze hield van hem, hij zei dat hij ook van haar hield, maar kennelijk niet genoeg. Ze balt haar handen tot haar vuist. Haar nagels snijden in haar handpalmen, krabben verse wonden nog verder open. Een heet vuur begint in haar te branden. Wat ze voelt is pure woede. Hij zal ervoor boeten.
Weer pakt ze een nieuw blaadje, het op een na laatste van de stapel. Ze schrijft met bloed, haar bloed. Het bloed veroorzaakt door zijn scherven. Ze schraapt het met haar vingers van haar voeten, knieën en handpalmen en veegt ermee over het papier. Dan voelt ze de pijn. De pijn van de wonden, van het missen, van de woede diep in haar. Afgrijselijk veel pijn, maar het jut haar op. Ze schrijft, zo ruw dat het blaadje kapot gaat, maar dat maakt niet uit, als het maar leesbaar is. Ze schrijft, vanuit het diepst van haar hart.