Nederland is klein, maar fijn!

Francesca
Nederland is klein, maar fijn. Het is er ook loeidruk, dat merk je vooral op de wegen. Na twee dagen rijden - vanuit Napels is het een rit van ongeveer 1800 kilometer, een behoorlijk eind dus, maar we hebben het er voor over - is het zo fijn om weer in Nederland te zijn.

Ik geef toe, we voelden onze blijdschap niet meteen. Wat wil je, we waren moe, hadden pijn in onze rug, spierpijn in onze rechterkuit van het gassen, en hoofdpijn, vooral dat, je moet ook overal op letten onderweg.
Waar we voornamelijk last van hebben is het vrachtverkeer, van die ellenlange colonnes vrachtwagens.
Ik weet dat het nodig is, de bevoorrading van ons kleine, fijne landje met al het onder de zon geoogste lekkers uit het Zuiden van Europa, dat de vrachtwagens heen en terug moeten, iedere keer over de wegen moeten denderen, zij kunnen de route onderhand wel dromen.
Zouden zij het daarom doen? Is het verveling, een beetje geinen, willen zij stoer doen misschien? Het overkomt mij meermaals, lig ik een beetje te dutten naast mijn lief - ja, sorry hoor, maar onderweg is hij zo saai - schrik ik me rot van dat keiharde getoeter van zo'n vrachtwagen. En maar zwaaien en lachen, die rotzakken, je zou er toch zo je wagen tegenaan willen gooien. Gelukkig ben ik iets verstandiger dan zij en zwaai ik vriendelijk grijnzend terug.
Mij zullen ze niet hebben, hoor, dat was mijn gedachte. Wàs, ja, want nu niet meer, niet na wat er gebeurde vlak nadat we de grens over waren en de wielen van onze Passaat over Neerlands bodem rolden.

Kijk, dat toeteren onderweg is het probleem niet. Een grapje moet kunnen, ook op de weg. Maar vrachtwagenchauffeurs die inhalen, vreselijk irritant is het. Waar je ook niets tegen kunt beginnen, zijn de chauffeurs van de personenwagens, de gentlemen in het verkeer, die vinden dat ritsen moet mogen, te allen tijde, ook als er een bord staat, verboden in te halen.
Tergend langzaam gaat het, meter voor meter kruipen de vrachtwagens vooruit, intussen enorme files achter zich verzamelend. En waarvoor? Omdat nummer drie een paar kilometer harder rijdt dan nummer twee en nummer één? Je zult het altijd zien, nummer twee laat dat niet op zich zitten, want die gaat harder dan nummer één. Die gaat ook inhalen, meteen, zwiep, achter nummer drie aan. En de heer in het verkeer laat dat ook gebeuren, rijdt dan plotseling tussen al die grote vrachtwagens, lekker eng, lekker net goed.

Wij waren het spuugzat, dagen-, urenlang dat ellendige vrachtverkeer voor je wielen. Maar het was het enige dat ik zei, ik opperde puur een idee, het hoefde toch niet uitgevoerd te worden? Ik zei alleen maar dat je hen zo over de vluchtstrook zou willen inhalen, rechts dus, ze vroegen er toch om?
Voor ik het wist, herhaalde zich het Adam en Eva drama, in het klein weliswaar, en reden wij plotseling over de vluchtstrook, het getoeter en seinen met groot licht negerend.
Wat hebben we gelachen, maar die zwaaiende hand, die verdween snel toen we een bekende auto zagen. Verkeerspolitie, jawel. Stoppen, meteen, op dezelfde vluchtstrook. Och, och, wat een ellende, onze ruzie vergeet ik niet zo snel, net als de kakofonie van geluiden, het pesterige getoeter van de vrachtwagenchauffeurs.

Ja, we spraken Nederlands - die kentekenplaat is niet zo vreemd, hoor, maar meneer de agent vertrouwde het niet, moest het eerst grondig uitzoeken - en nee, we waren niet achterlijk. Natuurlijk begrepen we waarom we hier stilstonden. Hij begreep ons niet, regels zijn regels, wij waren fout en de vrachtwagens goed. Hij wilde niet eens luisteren, begon meteen met schrijven.
Of wij nog een verhaal kwijt wilden? Niet dat we op clementie, seponeren of beter nog, het verscheuren van de bon konden rekenen, nee, er was gewoon ruimte over op de bon. Nou, wat ons betrof, was er die dag genoeg verteld.

Nederland is klein, fijn en hartstikke duur, die boete gaat ons 160 euro kosten. Zou het te laat zijn? Ik heb er nog eens over nagedacht, ik wil eigenlijk best mijn verhaal kwijt, maar dan alleen aan een vrachtwagenchauffeur.